Gods doel
Psalm 8:2
„O onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam!” Laat dit toch in uw hart bezinken. Waartoe heeft de Heere u op de aardbodem gesteld? Om maar te eten en te drinken? Om na veel gedane bezigheden weer heen te gaan? Waartoe bent u hier? Is het niet om uw Maker te kennen, te erkennen en tot verheerlijking van Hem te zijn? En waartoe, kinderen Gods, heeft de Heere u dat geestelijk licht en leven geschonken? Zonder bedoeling of oogmerk? Om door die weg alleen maar in de hemel te komen? Nee, maar om Hem te verheerlijken: Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen (Jesaja 43:21) en: Zij zullen zijn een spruit Mijner plantingen, een werk Mijner handen, opdat Ik verheerlijkt word (Jesaja 60:21).
Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht (1 Petrus 2:9). U zou niet geboren zijn, niet leven, naar lichaam noch naar ziel, als dit het doel niet was. Als dit dan het doel is waartoe u in deze wereld, in de kerk, in de staat van Gods kinderen geplaatst bent, wat hebt u dan anders te doen dan dit ene? Al wat tot Zijn doel niet deugt, deugt nergens toe.
W. à Brakel, predikant te Rotterdam
(”Lof des Heeren op het genadeverbond”, 1689)