Afghaanse christen praat niet over zijn geloof
KABUL – Ondanks alle hulp van het Westen aan Afghanistan wordt het leven voor christenen er in dat land niet beter op. Afghanistan is gestegen naar nummer 2 op de ranglijst christenvervolging van Open Doors.
In theorie zouden christenen in Afghanistan een rustig leven kunnen leiden. De overheid heeft alle internationale verdragen ondertekend die de vrijheid van godsdienst moeten garanderen.
Desondanks stijgt het land dit jaar van de derde naar de tweede plaats op de lijst van landen waar christenen het meest verdrukt worden. Dat maakte Open Doors, een organisatie die opkomt voor vervolgde christenen, woensdag bekend. In Afghanistan is 99 procent van de ongeveer 30 miljoen inwoners moslim. Er leven zo’n 500 tot 8000 christenen in het land.
De regering is niet in staat een klimaat van tolerantie te scheppen. De taliban breiden hun invloed langzaam maar zeker uit. De strengislamitische beweging ziet het liefst dat het land onder de sharia, de islamitische wet, geregeerd wordt. Om dat voor elkaar te krijgen voeren de taliban op alle mogelijke manieren strijd, en daarbij zijn christenen vaak het doelwit. De taliban hebben een lijst gepubliceerd met daarop de namen van 200 (christelijke) hulporganisaties die ze willen aanvallen.
Niet alleen de taliban vormen in Afghanistan een bedreiging voor christenen. In artikel 3 van de grondwet staat dat geen enkele wet in strijd mag zijn met de islam. Ieder die belijdt dat de Heere Jezus de Zoon van God is, beledigt de islam en is in overtreding. Bekering tot het christendom is al helemaal verboden. Afghaanse christenen houden zich dus heel stil over hun geloof en durven er alleen over te praten met mensen die ze echt vertrouwen.
Als ontdekt wordt dat een Afghaan christen is, zijn de gevolgen vaak niet te overzien. Familieleden willen niets meer met hem te maken hebben en dat geldt ook voor buren, vrienden en kennissen.
Niemand weet precies hoeveel christenen om hun geloof in de cel zitten of hebben gezeten. Soms komt er nieuws naar buiten over een Afghaanse gelovige in de gevangenis.
Said Musa (46) werd in 2010 opgepakt nadat via de Afghaanse televisie beelden waren uitgelekt van een doopdienst van moslims die zich tot het christendom hadden bekeerd. Daarop werd Musa gearresteerd, evenals een andere Afghaan. Die zou foto’s van de bijeenkomst hebben doorgezonden naar televisiezender Noorin.
In de maanden na de arrestatie van Musa kwamen verschillende advocaten langs in de gevangenis, maar niemand wilde of kon hem verdedigen.
In de gevangenis voelde Musa zich vaak bedreigd door bewakers en medegevangenen. Zij martelden en misbruikten hem. Op televisie werd hij gedwongen zijn geloof af te zweren. Toch bleef hij openlijk vertellen over Jezus Christus.
De enige manier om met zijn vrouw en zes kinderen te communiceren was door het schrijven van brieven. Ook richtte hij brieven aan kerken wereldwijd en de internationale gemeenschap. „Ik zit gevangen. Ik heb geen enkele misdaad begaan, niet tegen mijn volk en niet tegen mijn overheid. Mijn enige misdaad is dat ik in de Redder, de Heere Jezus Christus, geloof”, schreef hij.
Hij hoopte dat de overheid zijn rechtszaak publiekelijk zou houden. „Ik wil de Zoon van God laten zien aan de Afghanen. Wat is de betekenis van een leven zonder Jezus Christus? Niets! Mijn hart staat in vuur en vlam voor het goede nieuws. Dat moet aan iedereen verteld worden.”
In de brieven getuigt hij van zijn enige hoop, die hij vindt in Jezus Christus. „De Heere is het Licht van de wereld. Hij leeft en is niet dood. Hij is de Rechter over de levenden en de doden.”
De zaak van Musa trok internationaal veel aandacht toen bekend werd dat hij misschien de doodstraf zou krijgen. Eind februari 2011 kwam Musa plotseling vrij. Inmiddels heeft hij Afghanistan verlaten. Anders zou hij zeker zijn vermoord.
Dit is het tweede deel in een serie over de woensdag verschenen ranglijst christenvervolging van stichting Open Doors. Vrijdag de nummer 2 op de lijst: Afghanistan.