Commentaar: Excuses voor Jodenvervolging verlossen niet van schuld en smet
Maak als regering excuses voor de slappe houding van de Nederlandse regering in ballingschap jegens de Joden in de Tweede Wereldoorlog. Met die oproep heeft PVV-leider Wilders weer even de aandacht op zich gevestigd. Gerenommeerde kranten en tijdschriften in Amerika en Azië maakten er melding van.
Wrang is het namelijk wel. Nu Wilders die oproep twittert, trekt het de aandacht. Eerdere pleidooien om spijt te betuigen werden door de media nauwelijks opgepikt. Zo was er rond 2000 binnen het kabinet ook al discussie over die vraag. De toenmalige ministers Borst en Zalm hadden excuses willen maken. Premier Kok wilde zo ver niet gaan. Hij deed het wel voor de gebrekkige opvang van overlevenden van de concentratiekampen na de Tweede Wereldoorlog, maar niet voor de lakse houding van de Nederlandse regering tijdens de bezetting. Eigenlijk passeerde dat zonder een noemenswaardig publiek debat.
Juist dat laatste lijkt er nu naar aanleiding van Wilders’ oproep wel te komen. Er zijn opinieleiders die het pleidooi ondersteunen, zij het dat zij dit besmuikt doen omdat ze zich niet met Wilders willen vereenzelvigen. Hun opvatting is dat er met het aanbieden van verontschuldigingen een streep gezet kan worden onder een zwart verleden. Zo meent Manfred Gerstenfeld, die vorig jaar een boek over de kwestie publiceerde, dat als de regering excuses aanbiedt voor haar slappe houding jegens de Jodenvervolging „ze er dan ook echt van af is.”
Dat laatste is nu juist de vraag. Wie excuses maakt om van het probleem en de smet af te zijn, zit goed verkeerd. Dat is geen excuses maken voor het beladen verleden, maar het afkopen met enkele mooie woorden. Wie spijt betuigt, blijft de pijn van begane wandaden wel voelen. Je bent er dus niet van af, alleen voelt de pijn over het eigen verleden anders.
Oprecht excuses maken valt ook niet mee. Het moet als het ware uit het hart opwellen. Dat is een zeldzame gestalte. In de achterliggende twintig jaar zijn er nogal wat publieke excuses gemaakt voor wandaden uit het verleden. Maar vaak waren ze weinig overtuigend; óf omdat de formulering erg minimaal was, óf omdat de mooie woorden niet gepaard gingen met een berouwvolle houding. Dan zijn excuses voor de getroffenen eerder irritant dan weldadig.
Wanneer de regering nu gehoor geeft aan de oproep om de Joden excuses te vragen, zal daar in ieder geval de sfeer omheen blijven hangen dat die excuses eruit geperst zijn. Van hartelijke spijtbetuiging lijkt nauwelijks sprake te zijn.
Gesteld dat Rutte binnenkort inderdaad publiek spijt betuigt voor de houding jegens de Jodenvervolging, dan blijft er nog een vraag: Namens wie doet hij dat? Functioneel namens het kabinet, omdat dat staatsrechterlijk gezien verantwoordelijk is voor de daden van voorgaande regeringen? Of doet hij dat namens het Nederlandse volk? In het laatste geval is helemaal de vraag of er wel een streep gezet kan worden. Geen volk kan het verleden maar even afschudden. Het kan het beter verwerken door zich intensief met dat verleden bezig te houden en de zwarte bladzijden grondig te lezen en te herlezen.