Crisis?
Crisis. Dit woord van slechts zes letters zal in 2012 een van de meest gebruikte woorden zijn. Ook de laatste tijd was het al een veelgehoord begrip. Daar is alle reden toe – wereldwijd.
Er was niet alleen crisis in de financieel-economische wereld. Ook natuurrampen zoals overstromingen, hongersnoden, aard- en zeebevingen zorgden voor crisissituaties. Daarnaast zal vooral de westerse wereld de recessie merken in de portemonnee. Is het na de zondeval ooit anders geweest? Zelfs schijnwelvaart kan een crisis genoemd worden, als land en volk genoeg denken te hebben aan brood en spelen.
Toch… Gods volk mag moed scheppen uit de woorden van Psalm 36: „Hij zal hen nimmer om doen komen, in dure tijd en hongersnood.” Johannes Eusebius Voet, die als arts niet alleen oog had voor lichaamsnoden, verwoordde dit treffend. En Petrus Datheen dichtte: „En zal hun ook haar spijze geven, Als zij met honger zijn gekweld.”
Dat is een zekerheid. Daarvan zijn in de geschiedenis van Gods Kerk op aarde de sprekendste bewijzen te geven. Wonderlijke uitreddingen en bijzondere gebedsverhoringen, waarvan boeken over de kleine kerkgeschiedenis en de levens- en bekeringsgeschiedenissen royaal blijk geven.
Onlangs las ik van een godvrezende vader, die in de beruchte Hongerwinter van 1944 geen kruimel brood meer in huis had. Dat bracht hem in de nood en op de knieën. Toch ging hij voor zijn vrouw en kinderen de tafel dekken. Hij zette de lege bordjes klaar onder de vragende ogen van zijn gezin. Tafeldekken? We hebben toch geen snee brood meer? De man zei dat de Heere, Die voor Abraham zorgde voor een ram ten brandoffer in plaats van zijn zoon Izak, ook zou zorgen voor eten. Hij vouwde zijn handen en begon te bidden. Onder het bidden hoorde hij gestommel in de bijkeuken. Na het amen liep hij naar achteren en trof daar een mand aan, vol etenswaren. Tranen vielen op de boterhammen.
In Rotterdam was een eenvoudige metselaar, Pleun Kleijn (1869-1949). Hij woonde in de Sionstraat, maar reisde naar de Sionsstad. Het schrijven van enkele boekjes heeft hem bekendheid gegeven, alsook zijn voorgangerschap voor een vrije groep, die hij als preeklezer diende in gebouw De Driehoek aan de Eleonorastraat, een vroegere paardenstal. Een eenvoudig zaaltje, gevuld met eenvoudig volk. Zo’n honderd hoorders kwamen daar samen.
Kerkelijk ging Kleijn zijn eigen weg. Zijn vriendenkring was uitgebreid en interkerkelijk. Daartoe behoorde ook Piet Ooms, een reizend boekenkoopman uit Gouda. Het was in de oorlog, eten was er nauwelijks. Kleijn zei tegen zijn vrouw: „We eten vanavond erwtensoep met kluif!” Zijn vrouw zei dat er wel erwten in huis waren, maar géén kluif. „En tóch zullen we het eten vanavond!” klonk het stellig.
Ooms had onderweg naar Rotterdam een vette kluif gekregen. Wat moest hij daarmee? Toen wees de Heere hem op zijn vriend Kleijn. Hij belde aan, zei dat hij zin had in erwtensoep. „En ik zorg voor de kluif.” Zo hebben deze mensen een maaltijd „van vet vol merg” gegeten.
Gods arm is niet verkort! Ook niet in 2012.