„Dramatische doden” in museum gehuisvest
ROTTERDAM – De dominomus, de McFlurryegel en een onthoofde kanarie uit Kollumerzwaag. De kokmeeuw die zich in oktober te pletter vloog tegen een traumahelikopter is niet de enige „dramatische dode” in het Natuurhistorisch Museum van Rotterdam.
In een statige villa naast de Kunsthal is het museum gevestigd. Als de bezoeker binnen komt, staren negen paar ogen hem aan. Het zijn de ogen van Afrikaanse hoefdieren, hun geprepareerde koppen hangen in de vestibule boven de balie.
In de volgende ruimte –de centrale hal met een houten trappenhuis– staat het skelet van een giraffe. En er hangen nog meer koppen, de meeste met indrukwekkende geweien.
De giraffe staat met zijn rug naar de overloop van de eerste verdieping. En dat is nu juist de plaats waar –in een vitrinekast– de vier „dramatische doden” zijn opgesteld. „Wij noemen ze dramatische doden omdat het niet de bedoeling is dat een beest doodgaat door menselijk toedoen”, aldus conservator Kees Moeliker (51).
De McFlurryegel bijvoorbeeld kwam om het leven door de ijsbeker van het zogenaamde McFlurryijsje van McDonald’s. Moeliker: „Zo’n beker heeft een kraag met een vernauwing. De egel kon zijn kop er wel doorheen steken, maar hij kon niet meer terug. Daardoor is hij met de ijsbeker om zijn kop in de sloot gelopen en verdronken.”
Naast de egel staat een huismus bij een doosje dominostenen. Ze heeft een gaatje in haar borst. Het gaat om de dominomus, beroemd geworden door het wereldrecord van het grootste aantal vallende dominostenen dat in 2005 in het Friese Makkinga werd verbroken. „Deze mus kwam de ruimte binnenvliegen en is uiteindelijk doodgeschoten met een luchtbuks”, zegt Moeliker. Het wereldrecord werd gevestigd. Ten koste van de mus.
Het drama met de traumameeuw is het recentste ongeval in de reeks. De vogel kwam op 13 oktober in botsing met een traumahelikopter. Omdat de botsende meeuw een gat in het plexiglas had geslagen, moest de heli een noodlanding maken. Nadat de piloot het gat met tape had gedicht, vervolgde hij zijn vlucht. Het dier bleef echter in het gras achter.
Vogelaars wilden het beest opsporen. Op het Twitterbericht van Moeliker dat de meeuw in het museum welkom was, volgde al snel de tweet: „We got him!” Binnen twee dagen lag de vogel in de vitrine. Geprepareerd en in dezelfde houding als waarin hij gevonden was.
Dieren die op een soortgelijke dramatische manier zijn gedood, zijn meer dan welkom in Rotterdam. Het museum heeft een collectie van 350.000 tota 400.000 objecten; van insecten, slakken en schelpen tot het skelet van een potvis.
Het geraamte van olifant Ramon uit Diergaarde Blijdorp valt ook op. Het beest bezweek op 24 april 1998 aan een hersenbloeding. „We werden die dag gebeld met de vraag of we interesse hadden in een dode olifant, en zo ja: of we er dan voor wilden zorgen dat het kadaver voor negen uur de volgende dag was ontleed. Het was een ontzettende klus, geen mes was scherp genoeg. Zo’n dier heeft écht een dikke huid”, aldus Moeliker, en hij geeft tussen duim en wijsvinger zo’n 2 centimeter aan.
Een dier dat op tragische wijze aan zijn eind komt, hoeft niet per se in het nieuws te zijn geweest voordat het museum het in zijn collectie opneemt. „Een eend met een pijl door zijn nek, door wat voor oorzaak dan ook, mag hier ook komen. We stellen zulke dieren ten toon om een boodschap af te geven: dit doen mensen dieren aan.”
Op zoek naar het verhaal achter opmerkelijke berichtjes van het afgelopen jaar. Vandaag deel 1 in een serie.