Buitenland

Syrië tussen hoop en vrees

Wie dezer dagen in de avonduren door de Syrische hoofdstad dwaalt, kan het onmogelijk ontgaan dat de crisis in Syrië ook zijn tol begint te eisen in het dagelijks leven. Een persoonlijke impressie vanuit Damascus.

Martin Janssen
24 December 2011 11:07Gewijzigd op 14 November 2020 18:23
Regelmatig hebben dezer dagen in Syrië ook betogingen vóór het regime plaats, zoals deze week bij de onthulling van een standbeeld ter ere van het Syrische leger op het Umayyadplein in Damascus. Foto EPA
Regelmatig hebben dezer dagen in Syrië ook betogingen vóór het regime plaats, zoals deze week bij de onthulling van een standbeeld ter ere van het Syrische leger op het Umayyadplein in Damascus. Foto EPA

De vrijdag is in Damascus weekend – de bruisende sfeer op donderdagavond in deze miljoenenstad zou men kunnen vergelijken met het nachtleven op een willekeurige zaterdagavond in een Europese stad. Op donderdagavond zaten cafés en restaurants rond midder­nacht altijd afgeladen vol en trachtte het uitgaans­publiek zich een weg te banen tussen de lange rijen stapvoets rijdende auto’s.

Afgelopen donderdagavond bezocht ik met drie vrienden een restaurant in de oude binnen­stad van Damascus. Tot onze verbazing echter begonnen ergens tussen 22.00 en 23.00 uur alle andere aanwezigen de rekening te vragen, en even na 23.00 uur zaten wij nog als enigen in een eetgelegenheid met plaats voor pakweg 250 personen. Toen wij ten slotte even voor middernacht eveneens het restaurant verlieten, zagen we slechts verlaten straten waarop af en toe een taxi voorbijschoot.

Een verlammende angst, die slechts wordt uitgesproken binnen de veilige muren van hun eigen huis, lijkt zich meester te hebben gemaakt van de Syriërs. Angst voor een nieuwe vrijdag, die ongetwijfeld weer gepaard zal gaan met geweld en zinloos bloedvergieten. Maar meer nog een diepe vrees voor de nabije toekomst die niemand durft te voorspellen, maar waarvan ieder slechts het ergste verwacht.

In een dergelijke situatie worden zelfs de kleinste positieve signalen plotseling lichtbakens in een donkere nacht. Van de ondertekening maandag door de Syrische regering van een vredesplan van de Arabische Liga ging heel duidelijk deze werking uit. Het was de eerste positieve boodschap sinds maanden die de Syrische bevolking zichtbaar hoop gaf dat de zich voortslepende crisis in hun land op een vreedzame wijze zal worden opgelost, alhoewel de inwoners waarschijnlijk van mening verschillen over hoe die oplossing eruit dient te zien.

Koud en donker

Nog enkele dagen en ook de Syriërs zullen het oude jaar uit­luiden, dat in alle opzichten roerig is geweest en waarin ontelbare families die geliefden verloren in diepe rouw zijn gedompeld. Hoop en vrees strijden om voorrang in de harten van de Syriërs – en dat niet het minst binnen de christelijke gemeenschap, die zich lijkt op te maken voor een vreugdeloze kerstviering.

De oude christelijke wijken van Damascus zijn rond deze tijd van het jaar traditioneel veranderd in buurten die bijna sprookjesachtig aandoen. Verlicht door een zee van ontelbare lampjes trokken de wijken met hun feeërieke uitstraling zowel christenen als moslims uit heel Damascus en wijde om­geving.

Dit jaar echter valt er geen feestverlichting te bespeuren en ogen de christelijke wijken in de Syrische hoofdstad koud en donker, alsof er een onuitgesproken consensus onder christenen bestaat dat ieder feestelijk vertoon nu ongepast is.

De kerstnachtvieringen zijn verplaatst naar 19.00 of 20.00 uur, omdat men zich rond middernacht liever niet meer op straat begeeft. Tijdens deze kerstvieringen zal als vanouds het ”Vrede op aarde” weer­klinken, maar de bange vraag is of dit het komende jaar ook voor Syrië zal gelden.

Ondanks alle hooggespannen verwachtingen rond het vredesplan van de Arabische Liga lijken de oorlogsvoorbereidingen zowel binnen als buiten Syrië onverminderd door te gaan. Veel Syriërs vrezen dat regionale en internationale krachten besloten hebben de oude machtsbalans in het Midden-Oosten ingrijpend te wijzigen, waarbij hun land het centrum van deze strijd is geworden.

De afgelopen weken zijn grote Russische oorlogsschepen, waaronder de Admiral Koeznet­sov, gearriveerd in de Syrische havenplaats Tartus aan de Middellandse Zee. De Russische auto­riteiten zeggen dat dit slechts „routine” is en dus niets met de Syrische crisis heeft te maken.

Rond dezelfde tijd werd echter bekend dat het met nucleaire wapens uitgeruste Amerikaanse oorlogsschip USS George H. W. Bush voor anker was gegaan in de internationale wateren voor de Syrische kust. Dit beangstigende scenario lijkt de dagen van de Koude Oorlog te doen herleven, want Rusland blijkt vastberaden om de herhaling van een Libisch scenario in Syrië te voorkomen.

Hypocrisie

Ondertussen worden ook in de Arabische wereld de geesten rijp gemaakt voor een gewelddadige confrontatie in Syrië. De geruchten nemen toe dat de Arabische golfstaten met logistieke steun van de VS een no-flyzone willen instellen in het noorden van Syrië, die zou moeten worden afgedwongen door Turkse gevechtsvlieg­tuigen.

De Koeweitse krant al-Rai wist te melden dat dit plan beoogt om in 24 uur tijd het Syrische militaire apparaat uit te schakelen. Net als eerder echter in Libië dient dit alles gegoten te worden in de vorm van „tactische militaire steun” aan de gewapende Syrische oppositie die het regime-Assad omver wil werpen. Daarom dient eerst een dergelijke gewapende Syrische oppositie in het leven te worden geroepen, en dit geschiedt momen­teel op tweeërlei manier.

Allereerst via het zogenaamde Syrische Vrijheidsleger, dat vooral opereert vanuit Turkije en Libanon. Het bestaat uit deserteurs uit het Syrische leger. Volgens deskundigen worden hun aantallen schromelijk overschat. De Turkse krant Milliyet meldde dat Frankrijk speciale militaire adviseurs heeft gezonden naar Libanon en Turkije om de leden van dit Free Syrian Army te trainen en te bewapenen.

Dit zal uiteindelijk leiden tot een totale burgeroorlog in Syrië. Het onderstreept de hypocrisie van westerse regeringsleiders die in het openbaar hun zorgen uitspreken over dit scenario, maar in werkelijkheid actief meewerken aan de voorbereidingen ervan.

Veel gevaarlijker echter dan dit Syrische Vrijheidsleger is het internationaal ronselen van huurlingen, in de meeste gevallen doorgewinterde jihadisten. De Arabische website al-rai al-Arabi wist op 29 november te melden dat reeds 600 Libische vrijwilligers via de grens met Turkije Syrië waren binnengesmokkeld. Zowel de deserteurs van het Syrische Vrijheids­leger als deze internationale jihadisten­brigade zijn momenteel actief in Syrië, waarbij de laatsten zich vooral onderscheiden door het onthoofden van hun slachtoffers en het gruwelijk verminken van hun lichamen.

Verminkt

Enkele jaren geleden raakte ik bevriend met een Syrische jongeman die vrijwillig diende in het leger. Afkomstig uit een van de rustieke dorpjes in de buurt van Latakia had hij, zoals zo veel anderen, deze loopbaan gekozen bij gebrek aan andere toekomstperspectieven.

Twee weken geleden had er in de buurt van Bluedaan, in de provincie Damascus, een veiligheidsoperatie plaats waaraan hij deelnam. Rond 5.00 uur in de ochtend hadden de militairen zich verscholen tussen bomen rondom een locatie waar zich, zoals uiteindelijk bleek, 700 gewapende opstandelingen hadden verscholen. Een aantal van hen werd in vuurgevechten gedood, anderen wisten te ontkomen en zo’n 340 van hen werden gearresteerd.

Ze bleken de meest uiteen­lopende nationaliteiten te bezitten. Ongeveer negentig van hen waren Libiërs, maar er onder hen bevonden zich ook tientallen arrestanten met de Afghaanse en de Pakistaanse identiteit. Wat lijkt te bewijzen dat de inter­nationale jihadisten­brigade Syrië als speerpunt heeft gekozen voor haar activiteiten.

Na de beëindiging van de veiligheidsoperatie waren mijn vriend en enkele andere militairen de locatie binnengegaan. Hier vonden ze iets wat mijn vriend de afgelopen maanden reeds te vaak heeft aangetroffen en wat hem terugkerende nachtmerries bezorgt: verminkte en met botte bijlen in stukken gehakte en onthoofde lichamen, die in een poel lagen van geronnen en stinkend bloed.

Die avond zat ik enkele uren met mijn totaal ontdane vriend in een cafeetje. Beiden waren we sprakeloos. Ik probeerde tevergeefs woorden te vinden om hem wat op te beuren, maar kon ze niet vinden. Want wat kun je eigenlijk zeggen tegen iemand die enkele uren eerder een dergelijke gruwelijke ontdekking heeft gedaan?

Het was een stil lijden, dat mij geleidelijk aan ook in zijn greep kreeg. Ik beleefde de gebeurte­nissen van die dag door de woorden van mijn uitgeputte vriend, die in een diep dal was geraakt. Wat de toekomst voor Syrië ook in petto mag hebben, deze eenvoudige dorpsjongen zal net als zo veel anderen voor de rest van zijn leven getekend zijn. Het is het verhaal van een diep lijden dat nooit de media haalt en dat ik juist daarom heb opgetekend.

Na thuiskomst die dag ontving ik ’s nachts een sms van hem met de volgende boodschap: „Martin, beste vriend uit Neder­land, ik hoop dat ik zo snel mogelijk mag vertrekken naar de barmhartigheid van God.”


Syrië en de Arabische lente

Het is een jaar geleden dat een wanhopige Tunesische straatventer, Buazizi genaamd, in de annalen belandde toen hij zichzelf in Tunesië in brand stak. Die daad bleek het startschot te zijn voor adembenemende om­wentelingen in de Arabische wereld.

Een jaar later blijkt er echter weinig meer over te zijn van de oorspronkelijke euforie over deze Arabische lente, die lijkt te zijn achterhaald door de harde realiteit. Tegen deze achtergrond groeit de zorg over de vraag hoe Syrië er na Assad uit zal zien. Een bloedige burgeroorlog, sektarisch geweld of zelfs het volkomen ineenstorten en uiteenvallen van de Syrische staat?

Na het eerdere vertrek van drie onaantastbaar geachte presidenten in Tunesië, Egypte en Libië werd wel beweerd dat hiermee de zwakte van hun regimes werd blootgelegd. Het voortdurende geweld in vooral Egypte en Libië doet echter de vraag rijzen of we momenteel getuige zijn van de zwakheid van regimes óf van de zwakheid van staten.

Deze vraag wint aan relevantie in relatie tot Syrië, omdat juist in dit gedeelte van het Midden-Oosten de voormalige Europese koloniale machten kunstmatige staten achterlieten, waarbij sommige waarnemers reeds vanaf het begin twijfelden of deze wel levensvatbaar waren.

Ze leken vaak slechts bij elkaar te kunnen worden gehouden door de harde hand van sterk gecentraliseerde regeringen of regimes. De situatie in het door religieuze en etnische geschillen verscheurde Irak, dat reeds in 2003 zijn eigen versie van de Arabische lente beleefde, lijkt hierbij een teken aan de wand te zijn.

Zowel met betrekking tot Jemen als Syrië is de kans aanwezig dat het vertrek van de zittende regimes het begin zal inluiden van een proces dat zal resulteren in het uiteenvallen van beide staten in een aantal ministaatjes, gedefinieerd langs sektarische lijnen. De landen bevinden zich in de levensgevaarlijke ‘Balkan van het Midden-Oosten’.

Bij de eerste herdenking van de revolutie in Tunesië is de vraag nog steeds onbeantwoord of met de Arabische revolutie van het afgelopen jaar de zwakheid van regimes óf staten pijnlijk zichtbaar is geworden.


RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer