Deetman: Breed onderzoek naar geweld
DEN HAAG – De commissie-Deetman, die het seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk onderzocht, is er onvoldoende in geslaagd slachtoffers en daders perspectief te bieden. Nodig is een breed onderzoek naar geweld in de samenleving.
Dat zei Wim Deetman, oud-voorzitter van de commissie, gisteren in Den Haag. Daar belegde uitgeverij Balans een bijeenkomst over het vrijdag verschenen eindrapport van de commissie-Deetman, waaruit onder meer blijkt dat geestelijken in de periode 1945-1985 tussen de 10.000 en de 20.000 minderjarigen seksueel hebben misbruikt. De kerkleiding wist dat er misbruik plaatvond, maar schoot „ernstig tekort” in de hulp aan slachtoffers.
Deetman stelde zich de vraag welk onderdeel van het rapport het minst is geslaagd. „Het is ons niet goed gelukt slachtoffers, daders en andere betrokkenen een toekomstperspectief te bieden. We hebben met slachtoffers gesproken, mensen werden op onze weg gezet om een paar mijl mee op te trekken, maar toch zijn we er niet in geslaagd vlijmscherp duidelijk te maken wat nu een volgende stap voor hen zou kunnen zijn.”
De oud-minister vroeg nadrukkelijk aandacht voor het vraagstuk van geweld in de samenleving. „Ook over kindermishandeling zijn onthutsende cijfers bekend, maar de helft van de Nederlanders gelooft niet dat die kloppen. Huiselijk geweld, kinderporno, prostitutie, vrouwenhandel – we zijn het allemaal tegengekomen in ons werk als commissie. Wat is er in onze samenleving aan de hand dat we dat niet willen zien of hebben willen zien?”
Hij pleitte voor een meerjarig, multidisciplinair onderzoekprogramma naar geweld. „In de commissie hebben we ontdekt dat dit kan, dat het loont en dat het helemaal niet zo duur hoeft te zijn.”
Emeritus hoogleraar prof. dr. J. Th. M. Bank deed voor de commissie-Deetman archiefonderzoek naar gevallen van misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk. Hij zei dat de jaren vijftig in moreel opzicht een veel minder „brave periode” was dan vaak wordt gedacht. „Binnen de kerk, tot de bisschoppen toe, heerste verontrusting over het seksueel misbruik. Uit de instructies van ‘Rome’ over de biecht blijkt dat er heel wat speelde. In het tweede deel van de jaren zestig verdwijnt de aandacht voor het kindermisbruik. Of de seksuele revolutie daar een verklaring voor is? Ik durf dat op dit moment nog niet te zeggen.”
Advocaat Jan Boone deed maandag aangifte tegen het bisdom Rotterdam. Hij wil dat justitie het bisdom vervolgt op verdenking van het vormen van een criminele organisatie die het plegen van seksueel misbruik als oogmerk had. Dat lijkt strafrechtjurist dr. R. S. B. Kool geen begaanbare weg. „Ik ben bang dat slachtoffers grote verwachtingen hebben, die vervolgens niet waargemaakt kunnen worden. Bovendien leren studies dat slachtoffers vele gezichten hebben. Sommigen willen strafrechtelijke vervolging, anderen niet. De primaire behoefte ligt nu bij empathie.”
De koppeling tussen slachtoffer en strafrecht gaat tegenwoordig bijna automatisch, aldus Kool. „Dat is begrijpelijk, maar strafrecht heeft veel teleurstelling en weinig empathie te bieden.”
Dr. A. M. H. Bisschops vroeg zich af hoe het seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk heeft kunnen plaatsvinden. Volgens haar hadden geestelijken zo’n hoge status, dat niemand hen aansprak op hun gedrag. „Slachtoffertjes waren wel de laatsten die iets durfden te zeggen. Ze werden niet geloofd en niet gehoord. De macht van de geestelijken verklaart voor een belangrijk deel het misbruik. Anders gezegd: de gelegenheid maakte de dief.”
Ze vermoedt dat het celibaat een rol heeft gespeeld in het ontkennen en toedekken van seksueel misbruik. „Kerkelijke overheden bestaan uitsluitend uit ongehuwde mannen. Als ze zelf een vrouw en kinderen hadden gehad, zou de doofpot minder groot zijn geweest.”
Volgens pastoraal psycholoog dr. Bisschops is het belangrijk dat kerkelijke vertegenwoordigers nu eerst empathie tonen en „echt luisteren naar de woede en verhalen van slachtoffers.” Daarnaast is nederigheid nodig, vindt ze, en controle van de macht. „Maak serieus werk van preventie in landen waar de situatie nu is zoals bij ons vijftig jaar geleden: in Oost-Europa, Afrika en Zuid-Amerika. Daar worden kinderen net zo geruïneerd als destijds in Nederland.”
Dr. Bisschops pleitte voor de oprichting van een monument voor slachtoffers van seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk. „We hebben monumenten voor gevallen militairen en onbekende soldaten, dus waarom niet voor misbruikslachtoffers? Een monument zou een blijvende herinnering zijn aan de gruwel van het misbruik en de feilbaarheid van de kerk.”
Journalisten speelden een belangrijke rol in het openbaar maken van het seksueel misbruik binnen de Rooms-Katholieke Kerk, betoogde mediadeskundige dr. P. Vasterman. „Zonder de mediahype in 2010 was er geen commissie-Deetman geweest en zou het misbruik in vergetelheid zijn geraakt.”
Hij verbaast zich er echter over dat het schandaal niet eerder aan het licht is gekomen. Seksueel misbruik is al sinds de jaren tachtig een belangrijk onderwerp in de media. „Af en toe was er een onthulling of documentaire over misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk, maar het onderwerp verdween steeds weer van de agenda.”
Tot het voorjaar van 2010, toen Duitse kranten berichtten over seksueel misbruik op het Canisiuscollege in Berlijn. Daarop berichtten NRC Handelsblad en de Wereldomroep over gevallen van misbruik in het jongensinternaat Don Rua in ’s Heerenberg in de jaren zestig. „Alle media namen de berichten over, gingen zelf onderzoek doen, kwamen met nieuwe gevallen. Een mediahype voedt zichzelf, maakt zichzelf groter. En de drempel wordt verlaagd. Ook ‘kleine’ gevallen van seksueel misbruik worden voorpaginanieuws.”
De Rooms-Katholieke Kerk maakte het schandaal alleen maar groter, aldus dr. Vasterman. „Als je het misbruik negeert of bagatelliseert, dan voed je juist het schandaal. Een uitspraak zoals die van kardinaal Simonis –„Wir haben es nicht gewusst”– is helemaal desastreus.”