China is profiteur én slachtoffer van de eurocrisis
Nu Europa in de financiële kreukels zit, zijn alle ogen gericht op het rijke China. Maar dat land gedraagt zich eerder als calculerende profiteur dan als loyale redder. Bovendien hebben de Chinezen thuis ook de nodige kreukels glad te strijken. Ligt onze redder soms zelf aan het infuus?
Binnen het Chinese Twittercircuit (dat daar niet Twitter maar Weibo heet) komt één boodschap steeds weer terug: we hebben dat geld zelf hard nodig om onze armen te helpen. Hoe is het aan de bevolking uit te leggen dat de Chinese reserves –zo’n 3200 miljard dollar– worden ingezet om de hogere levensstandaard van mensen ver weg op peil te houden? Dat ís niet uit te leggen. Verder blijkt er op de Chinese sociale media een nogal negatief beeld van Europeanen te bestaan: ze zijn „lui en zelfvoldaan.”
De Belgische sinoloog Jonathan Holslag spreekt van een „imagoprobleem” dat Europa heeft bij de Chinezen. China (qua oppervlakte 282 keer Nederland) vindt de Europese markt ook niet vitaal en dynamisch genoeg. Verder ziet het Europeanen als „een verwende groep” die het niet verdient de vruchten te plukken van het harde werken door de Chinezen. Van die negatieve kijk op Europa is volgens de Belg één land uitgezonderd: Duitsland. Dat land heeft nog wel veel krediet bij Peking.
China is intussen niet van plan om zonder voorwaarden een deel van zijn gigantische reserves in Europese staatsschulden te steken. De veiligste weg, zo vinden veel Chinezen, loopt via het Internationaal Monetair Fonds (IMF), omdat daar vanzelf strenge voorwaarden gelden bij geldverstrekking aan landen. Bovendien kan China dan het een en ander aan eisen op tafel leggen wat betreft zijn positie en zeggenschap binnen het fonds. Met andere woorden: Peking ziet de Europese crisis als een prima kans om zijn rol als nieuwe wereldmacht verder te verstevigen en uit te bouwen.
Tweede Afrika
Onder Chinezen wordt intussen druk gespeculeerd over alternatieve manieren om Europa te hulp te komen. Investeren in de Europese infrastructuur –in bruggen, wegen, vliegvelden– is er één van. Ook zonder eurocrisis was China van plan om van Europa een tweede Afrika te maken.
In hun studie “The Scramble for Europe”, opgesteld in opdracht van de European Council on Foreign Relations (ECFR), stellen François Godement en Jonas Parello-Plesner dat Chinese staatsbedrijven elkaar verdringen om in Europa voet aan de grond te krijgen (en wat hen betreft blijkt het dus wel mee te vallen met die negatieve kijk op Europa).
China slaagt er in Europese landen tegen elkaar uit te spelen bij het binnenhalen van orders, zonder daarbij gehinderd te worden door een eendrachtige en kritische opstelling vanuit Europa. Wat Europese bedrijven in China niet lukt, omdat de deur daar gesloten blijft, dat krijgen Chinezen hier wel gedaan, aldus de auteurs, en hun ergernis hierover dampt van iedere volgeschreven bladzijde.
Net als in Afrika gaat Peking in Europa het ene na het andere ‘bilateraaltje’ aan (een contract met één land afzonderlijk), en laat daarbij regionale instellingen (zoals de EU) links liggen, want dat leidt toch maar tot oponthoud.
De Chinezen hebben het oog vooral op noodlijdende landen in het Middellandse Zeegebied –Portugal, Spanje Italië en Griekenland– laten vallen. Maar liefst 30 procent van alle Chinese investeringen in Europa is in die landen te vinden. Een gevaarlijk gevolg hiervan kan zijn, zo stellen Godement en Parello-Plesner, dat er binnen de EU er een Chinalobby ontstaat: een groep lidstaten die onder druk van China de Europese besluitvorming gaat beïnvloeden.
De auteurs onderscheiden verschillende gedaanten van Chinees ondernemerschap op Europese bodem: het opkopen van staatsobligaties, het doen van directe investeringen en overnames door Chinese bedrijven. Dat zijn stuk voor stuk staatsbedrijven, dus zwaar gesubsidieerd en ook nog eens verlengstukken van de Chinese staat én de communistische partij. Nog een andere variant is deelname aan openbare aanbestedingen, met name in landen die krap bij kas zitten.
Een voorbeeld van dat laatste was de aanleg van de A2 in Polen, de snelweg tussen Warschau en Lodz, die het Chinese bedrijf Covec voor de helft van het bedrag dat Polen ervoor had begroot, wist binnen te slepen. Covec bracht dan ook zijn eigen laagbetaalde Chinese arbeiders mee. Wat mooi is meegenomen, is dat Brussel ook nog eens meebetaalt aan zulke projecten.
Exportmarkt
Intussen is het zeker níét zo dat China als een superieure en onaantastbare factor tegenover Europa staat. China en Europa, dat zijn als het ware twee schepen op dezelfde oceaan, en als hier de stop uit die waterbak gaat, blijven de gevolgen dáár niet uit. Concreet: omdat 20 procent van de Chinese export naar Europa gaat, heeft een krimpende Europese markt –veroorzaakt door de eurocrisis– grote gevolgen voor de Chinese economie, omdat die voor een belangrijk deel op deze exportmarkt is gebaseerd.
Voor heel China staat de economische groei voor dit jaar nog op 9,1 procent, volgend jaar zal dat 8,4 procent zijn.
Daarnaast is die andere motor achter de Chinese groei, de vastgoedmarkt, volledig doorgedraaid. De prijzen die gevraagd en betaald worden overstijgen de reële waarde verre. De kans dat deze sector als een zeepbel uiteenspat is niet denkbeeldig en een horrorscenario voor de beleidsmakers in Peking. Diverse ‘afkoelingsmaatregelen’ zijn er genomen om de prijzen te laten zakken tot een reëler niveau.
Desondanks zijn op tal van plaatsen in China inmiddels spooksteden ontstaan: half of compleet afgebouwde huizen en kantoren waarin niemand woont of werkt. In heel China bleek eind oktober 3,6 miljard vierkante meter aan vastgoed in aanbouw, terwijl het areaal aan verkochte gebouwen voor dit jaar nog maar op 709 miljoen vierkante meter ligt.
Inmiddels lijken de prijzen op de vastgoedmarkt hun hoogtepunt te hebben bereikt en is voorzichtig een neergaande lijn ingezet. Vastgoedbedrijven hebben de afgelopen weken duizenden medewerkers moeten ontslaan. Aan veel onverkochte huizen hangen posters met kortingen van wel 30 procent.
De vastgoedellende is terug te voeren op de eerste wereldwijde financiële crisis in 2008, toen China de dans wist te ontspringen door met een gigantische kapitaalinjectie de Chinese economie draaiend te houden: een stimuleringspakket van 590 miljard dollar. Terwijl elders in de wereld bedrijven bij bosjes failliet gingen, maakten in China bouwbedrijven overuren.
Vooral lokale en provinciale bestuurders zijn zich na 2008 te buiten gegaan aan het lenen van geld voor de meest prestigieuze bouwprojecten. Projecten die na oplevering geen cent opbrachten.
Hand op de knip
Nu de groei van de Chinese economie opnieuw aan het vertragen is, is de verleiding groot om andermaal geld in de economie te gaan pompen, met als risico dat oververhitting in de vastgoedsector verergert.
Deze week werd duidelijk dat angst voor zo’n zeepbel die uitdijt in plaats van krimpt, groter is dan de vrees voor een stagnerende economische groei. Op een economische conferentie in Peking besloten de bewindslieden vooralsnog de hand op de knip te houden. Helemaal consequent is dat niet, omdat eerder dit najaar Peking de banken alweer wat meer ruimte gaf om geld uit te geven en (verplicht) aangelegde reserves weer aan te spreken.
Al helemaal is er nu geen denken aan een rigoureuze ombouw van de Chinese economie: van een op export en investeringen gerichte economie naar één die zich vooral richt op de interne markt, met zijn 1,3 miljard potentiële consumenten. Optimistische waarnemers hadden dat wél verwacht, omdat juist nu China ervaart hoe kwetsbaar economische groei is als die is gebaseerd op een exportindustrie en op financiële mega-injecties van de staat.
De al eerder geciteerde Jonathan Holslag wees daar ook op toen hij de Chinese premier Wen Jiabao in oktober in een denkbeeldige brief ertoe opriep toch vooral géén geld te steken in de Europese Unie. Althans niet voordat daar rigoureuze hervormingen zijn doorgevoerd, waardoor met name Zuid-Europese landen niet langer enkel potverteren, maar eerst en vooral weer geld gaan verdienen. Maar ook China riep hij ertoe op eerst hervormingen in eigen land door te voeren. „Ons probleem mag dan roekeloze consumptie zijn, China’s probleem zijn roekeloze investeringen.”