„Overheid onmachtig in aanpak straattuig”
DEN HAAG – Veel intimiderende straatjongeren wanen zich onaantastbaar en zijn dat min of meer ook. Uit angst voor represailles houdt de burger zich afzijdig. De overheid blijkt ook niet in staat het straattuig aan te pakken.
Die cirkel van onmacht moet nodig worden doorbroken, stellen onderzoekers van kennisinstituut Nicis in het rapport ”De onaantastbaren”, dat ze begin deze week uitbrachten. De onderzoekers spraken met veertig professionals uit grotere en kleine gemeenten, zoals wijkagenten, reclasseringswerkers en jeugdhulpverleners. Oud-politieman en onderzoeksleider M. Eysink Smeets schrok van de ervaringsverhalen die hij hoorde. „Langzamerhand is in Nederland een traditie opgebouwd waarin we elkaar niet te snel willen corrigeren. Ik heb wijkagenten gesproken die van ellende hun baan hebben opgegeven. Ze werden op straat voortdurend geïntimideerd door de zogeheten onaantastbaren, vaak allochtone jongeren. Zelfs hun gezin werd bedreigd. Bovendien kregen ze geen support van hun leidinggevende.”
Waardoor wanen sommige jongeren zich onaantastbaar?
„Zij blijken in staat om door voortdurende intimidatie van burgers de macht in de buurt naar zich toe te trekken. Als zelfs de professional, zoals de politie, niet meer in staat is de problematiek aan te pakken, voelen die gasten zich oppermachtig. De burger voelt zich in de steek gelaten en durft uit angst voor represailles geen aangifte te doen of te getuigen tegen de straatboeven.”
Wie is de baas op straat?
„Ik vind dat de politie de baas mag zijn. In een groot aantal gevallen is ze dat ook, want 80 procent van de buurten is veilig. Het aantal uitzonderingen daarop is echter te groot. Niet alleen in de grote steden. Vorige week liep ik met een wijkagent door een dorp in het oosten van het land. Hij ging een blokje om bij een wijk waarin een groep straatjongeren de dienst uitmaakt. Hij wilde zijn vingers er niet meer aan branden vanwege zijn eigen veiligheid en omdat hij van het openbaar ministerie geen steun kreeg bij zijn pleidooi voor een harde aanpak van de problemen in de wijk.”
Waarin schiet de Nederlandse aanpak tekort?
„De ernst van het probleem wordt onderschat. Bovendien wiegeren allerlei instanties, zoals de politie, meer menskracht en middelen in te zetten om de onaantastbaren aan te pakken. Het projectdenken van leidinggevenden is dodelijk. Ze zetten extra mensen en middelen op een project. Als het eenmaal goed loopt, gaat de stekker eruit, omdat het volgens hen tijd is voor andere prioriteiten. ADHD-beleid noem ik dat. Voor een succesvol project op de lange termijn is juist een vervolg nodig.”
Het strafrecht sorteert te weinig effect, stelt u in het rapport. Waardoor?
„De enige succesvolle aanpak van de cultuur van onaantastbaarheid is dat justitie die gasten voor langere tijd van straat haalt. Dat lukt niet, omdat hard bewijs tegen de –overigens vaak uiterst geslepen– jongeren ontbreekt. Burgers durven niet te getuigen. Voor harde bewijzen is intensief recherchewerk vereist. Dat hebben leidinggevenden bij politie en justitie er meestal niet voor over, omdat zij de voorkeur geven aan prioriteiten.”
Wat zijn de gevolgen als de Nederlandse aanpak van de onaantastbaren niet intensiever wordt?
„Onze overheid maakt zich ongeloofwaardig door burgers voortdurend te wijzen op zelfredzaamheid, terwijl ze zelf niet in staat blijkt de straatterreur –het recht van de sterkste– van bepaalde groepen jongeren te stoppen.”