Thieme mikt opnieuw op debat vol emoties en feitjes over slachtwet
DEN HAAG – De Senaat buigt zich dinsdag over de slachtwet van Tweede Kamerlid Thieme van de Partij voor de Dieren. Zeven vragen.
Waar is Thiemes inzet op gericht?
Thieme wil een eind maken aan de joodse en islamitische rituele slachtmethoden, waarbij dieren zonder voorafgaande bedwelming worden geslacht. Anders gezegd, haar slachtwet verplicht joden en moslims die nog volgens rituele voorschriften slachten om dieren vooraf te bedwelmen. Slachten zonder bedwelming is niet langer toegestaan.
Botst dat niet met de vrijheid van godsdienst?
Thieme probeert dat dilemma met behulp van de Leidse rechtswetenschapper Bart Labuschagne op een ingenieuze manier te ontwijken. Zij ontkent niet dat de rites waar zij van af wil vanwege de godsdienstvrijheid beschermd zijn. Vervolgens betoogt zij echter dat haar wetsvoorstel zich niet richt op het verbieden daarvan. Ik verplicht geloofsgemeenschappen ‘slechts’ tot een voorafgaande handeling, namelijk het bedwelmen, is haar verhaal.
Daar komt nog bij, zo vervolgt zij, dat ook de onbedwelmde slacht mogelijk blijft. In theorie is dat ook zo. In de wet komt namelijk ook te staan dat voor de onbedwelmde slacht een ontheffing kan worden verkregen, wanneer de aanvrager vooraf kan aantonen dat hij met deze slachtmethode niet meer dierenleed veroorzaakt dan met de reguliere, industriële slacht. Aan welke criteria hij dan moet voldoen, is nog niet bekend.
Kortom, als de Senaat de wet aanvaardt, doet hij de rituele slacht in de ban?
Daar komt het voor alle gelovigen voor wie bedwelmen geen optie is in de praktijk gewoon op neer, maar volgens Thieme en Labuschangne is dat moreel-juridisch ook prima te rechtvaardigen. Zij stellen namelijk dat gelovigen in hun recht op godsdienstvrijheid mogen worden beperkt, wanneer zij dat recht misbruiken voor praktijken die in strijd zijn met de goede zeden. De onbedwelmde rituele slacht valt daar volgens hen onder, „aangezien dierenwelzijn vandaag de dag in de gehele samenleving deel uitmaakt van het intersubjectief ethisch rechtsgevoel.” In haar toelichting op de wet stelt Thieme dan ook onverbloemd: „Waar fundamentele ethische waarden in het geding zijn, moet de godsdienst wijken voor de ethiek.”
Maar met zo’n redenering kom je in de Senaat toch nooit weg?
Dat staat nog te bezien. Als een meerderheid het vooraf met de Partij voor de Dieren eens is dat de wet geen onaanvaardbare inbreuk op de godsdienstsvrijheid is, krijgt Thieme ook in de Senaat het type debat waar zij zo op hoopt: emotioneel, vol casuïstiek en feitelijke discussies over de vraag of rites dieren nu vier, zes of acht seconden langer laten lijden dan de industriële slacht. Dat de wet buiten proporties is en in juridisch opzicht rammelt, is in elk geval het standpunt van CDA, ChristenUnie en SGP (samen veertien zetels) en zo goed als zeker ook van de VVD (zestien zetels). Met hun dertig zetels kunnen zij de wet echter niet tegenhouden, daarvoor zijn nog acht extra tegenstemmen vereist.
Hoe groot is, gegeven die situatie, de kans dat de Senaat de wet verwerpt?
Helemaal uitgesloten is het niet, zo blijkt uit de voorafgaande schriftelijke beraadslaging, waaraan alle fracties met uitzondering van PVV, 50PLUS en OSF hebben deelgenomen. PvdA, SP, D66 en GroenLinks (samen 32 zetels) wijzen de wet, anders dan VVD, CDA, ChristenUnie en SGP, niet op voorhand af, maar diverse senatoren van deze fracties hebben op onderdelen wel kritiek. Hoe groot hun aantal is, is echter niet bekend. Bovendien kunnen zij alleen een persoonlijke afweging maken en tegen het fractiestandpunt ingaan, wanneer er hoofdelijk over het wetsvoorstel wordt gestemd.
Waar komt de kritiek van deze senatoren op neer?
Het aspect van de godsdienstvrijheid speelt –opmerkelijk genoeg– vooral een rol bij D66 en GroenLinks. Zo worstelt D66 met het zogeheten Cha’are Shalom ve Tsedek-arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) uit 2000. Daarin draait het om de vraag of Frankrijk een groep ultraorthodoxe joden terecht het recht ontzegde op eigen nóg orthodoxere slachthuizen, naast de (algemene) joodse slachterijen die al een overheidsvergunning hadden.
Het hof oordeelde uiteindelijk van wel, omdat deze groep het gewenste vlees nog altijd kon importeren, maar met een krappe meerderheid. In het arrest staat verder nadrukkelijk dat het naleven van joodse spijswetten onderdeel is van de vrijheid van godsdienst. Zowel voor- en tegenstanders van de wet-Thieme binnen D66 kunnen dus met de wet uit de voeten.
Binnen GroenLinks, waar dierenwelzijn overigens zeer hoog in het vaandel staat, leeft de vraag of een dialoog met joden en moslims, uitmondend in bijvoorbeeld een convenant, niet valt te verkiezen boven de wet-Thieme, gezien de vergaande consequenties daarvan. In elk geval GroenLinkssenator prof. dr. R. R. Ganzevoort staat uiterst sceptisch tegenover de wet.
De bezwaren binnen PvdA en SP lijken vooral van wetstechnische aard. Diverse senatoren vrezen dat de ontheffingsmogelijkheid voor de onbedwelmde rituele slacht een wassen neus is, waar geen heldere criteria voor te geven zijn.
Niet uitgesloten is echter dat de twijfelaars het op een akkoord gooien met de voorstanders en zich dan alsnog gewonnen geven. Een scenario kan zijn dat de Senaat de Tweede Kamer formeel en per motie vraagt de ontheffingsmogelijkheid in samenspraak met vertegenwoordigers van joden en moslims zo goed mogelijk en zo de weg baant naar een meerderheid.
Kortom?
Anders dan in de Tweede Kamer zal Thieme in de Senaat geen monsterzege behalen, maar dat het debat voor orthodoxe joden gunstig zal aflopen, staat nog niet vast.