Politiek van Saddam stelt christenen in Irak nog steeds achter
Christenvervolging, hoe gaat dat? De wrede moordpartijen zijn bekend, maar de subtiele wijze waarop vervolging en achterstelling óók plaatsvindt, blijft vaak onderbelicht. Op pad in Irak, in een poging de mechanismen achter de achterstelling van minderheden te ontrafelen.
„Kijk, zo werkt dat”, zegt Yusif Yacob Matti terwijl hij met zijn vinger op een stapel brieven tikt. Matti zit achter zijn bureau in een kantoor van samenwerkende Assyrische christenen in Bartalah. Dat is een vanouds christelijk stadje op de Iraakse vlakte van Ninevé, waar het christendom zeer oude papieren heeft. De documenten die op zijn bureau liggen, zijn een bevel van het gemeentebestuur om grond aan niet-christenen te verkopen.
Matti pakt de documenten op, wappert ermee. „Vroeger zijn we verdreven, nu gebeurt hetzelfde opnieuw. Maar wij zijn een volk van Irák!” Hij wordt zichtbaar boos, verheft zijn stem. „Wij wonen hier en we zullen hier blijven wonen!”
Vreemde invloeden
Hét grote probleem voor christenen in deze Noord-Iraakse plaats is de grondpolitiek. Op instigatie van de machthebbers in Bagdad en de lokale bewindvoerders in Mosul worden er duizenden ”shabaks”, een sjiitische minderheidsgroep in Irak, van elders naar Bartalah verplaatst om daar een nieuw leven op de bouwen.
Die invasie zorgt haast dagelijks voor fricties. Sinds kort zijn de Assyriërs in het vanouds overwegend christelijke stadje een minderheid geworden. De druk en de bedreigingen nemen toe.
Tot enkele jaren geleden werd vreemde invloeden het hoofd geboden door grond alleen aan christenen te verkopen, legt Matti uit. „Zo waarborgden we onze identiteit.” Maar dat is sinds kort verleden tijd. De demografische verschuivingen maken het onmogelijk om nog langer op die manier door te gaan.
Matti wijst op de ondertekenaars van de brief, de tien leden van het gemeentebestuur van Bartalah. Dat bestuur werd ooit gedomineerd door christenen. Matti zat er zelf ook in. Nu hebben nog slechts vier christenen zitting in de raad, die de brief niet hebben getekend. De zes handtekeningen die er wél onder staan komen van vier shabaks en twee Koerden.
Beschermingsmacht
Dat er überhaupt nog christenen zijn in Bartalah en andere stadjes op de vlakte van Nineve is vooral te danken aan de paramilitaire Assyrische politieorganisatie die de christenen zelf hebben opgezet, zeggen veel christenen in de stad. Het gaat om een stevig opgetuigde beschermingsmacht, voorzien van tientallen witte Toyota’s en automatische wapens.
In Bartalah is de christelijke militie op volle sterkte vertegenwoordigd. Zeshonderd leden heeft de organisatie hier – en dat op een bevolking van 40.000 zielen. Toch zou het beter zijn als er dubbel zo veel mensen in dienst waren, zegt bevelvoerder Matti Danial na een copieuze lunch in zijn kantoor, elders in Bartalah. „Ze proberen je altijd in een problematische situatie te manoeuvreren.”
„Ze”, dat zijn de shabaks, zo spreekt hij de andere christenen in de stad na. „Het zijn altijd sjiitische groepen die de rust verstoren.” Danial troont zijn bezoek mee naar een computer en laat foto’s zien van een rellende groep jongeren. „Shabakjongeren. Tijdens Kerst 2009 hebben ze onze vlaggen bij de kerk verwijderd en daar hun eigen vlaggen voor in de plaats gehangen. Die hangen er nog, want als we die weghalen hebben we binnen een uur weer grote problemen.”
Danial wijst op een veelzeggend detail op een van de foto’s: een jongen met een sjiitische martelaarsvlag in zijn hand staat op het dak van een Iraakse politieauto. „Die agenten vertrouwen we dus niet langer. Ze zijn bijna allemaal shiieten en komen alleen voor hun eigen mensen op.”
En zo raakt de omgang tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Bartalah met de dag meer gespleten. De officiële, van staatswege betaalde politie is er voor de sjiitische moslims, de Assyrische militie is er voor de christenen. Een recept voor een bloedige botsing, geeft Danial zelf ook toe. „Het is zelfs al eens gebeurd, in dezelfde periode toen shabakjongeren hun vlaggen aan onze kerk hingen. Er is toen een vuurgevecht ontstaan tussen de gouvernementele politie en onze beschermingsmacht. Bij ons vielen er vijf gewonden, bij de anderen twee.”
Maar wat als dit opnieuw gebeurt, en dan massaler? Twee paramilitaire organisaties die elkaar met zware wapens bestrijden, is dat niet vragen om een bloedbad? „Inderdaad, u heeft gelijk”, beaamt Danial. „Als er vrede zou zijn, zouden we onze mannen niet nodig hebben. Maar de shabaks en de politie dwingen ons. Zij zijn hiermee begonnen.”
Grimmige sfeer
In deze grimmige sfeer is het een brug te ver om contacten met shabaks aan te knopen, erkennen Danial en ex-gemeenteraadslid Yusif Yacob Matti. De laatste heeft het al druk genoeg om de verschillende denominaties christenen in de stad op één lijn te krijgen, zoals hij in zijn kantoor uitlegt.
Aan de muur boven zijn hoofd hangt een Bijbeltekst uit Mattheus 12. De sierlijke letters in houtsnede lichten op in het schijnsel van knipperende ledlampjes. ”Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt verwoest; en een iedere stad, of huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, zal niet bestaan”, staat er.
Daarom doet Matti zijn uiterste best om de christelijke organisaties en vooral de kerkleiders achter zich te krijgen voor het grote plan dat volgens hem de oplossing is: een eigen christelijke provincie in Irak, zonder inmenging van anderen. „We willen een grote protestmanifestatie houden. Dat lukt alleen als we samen één zijn.”
Wat die manifestatie betreft heeft hij in elk geval pater Shimon Gurges Bezo van de Syrisch-orthodoxe kerk in Bartalah achter zich. En dat is heel wat, „want als kerkleiders hebben we ons nooit met politiek bemoeid”, zegt Bezo in een eveneens door kleurige ledlampjes verlichte zaal van zijn kerk. In zijn hand houdt hij een ketting waarvan hij de houten kralen langzaam heen en weer schuift terwijl hij praat. Hij legt uit waarom hij voor deze keer afstand van zijn principe heeft gedaan. „De situatie is nu zó slecht dat we tegen wil en dank in een politiek harnas worden gemanoeuvreerd. Nu gaat het niet meer alleen om godsdienst, nu gaat het ook om ons land.” Een assistent die naast hem zit, knikt.
Toch weet Bezo niet zo zeker of een eigen christelijke provincie de oplossing is. „Dichtbij is er al een relatief veilig gebied: het semiautonome Koerdistan. Wij geloven dat we daar welkom zijn. Met de Koerden hebben we geen enkel probleem.”
Hoe dan ook, er moet íéts gebeuren, benadrukt de geestelijke terwijl hij de kralen van zijn ketting ronddraait tussen zijn vingers. „Veel land is al voorgoed verloren zonder dat er een cent voor is betaald. Het is ons simpelweg afgenomen.” Door wie, dat hoeft geen vraag te zijn. „Door de shabaks.”
Toch heeft ook Bezo zich nooit ingespannen om in contact te komen met deze sjiitische minderheid, die in Bertalah intussen de meerderheid vormt. „Onderlinge contacten zijn er nu eenmaal niet.”
Zijn assistent is opener. „We zijn weliswaar buren, maar onze cultuur, onze religie is zó anders dat we nooit bij elkaar zullen komen”, legt hij uit. „Wat wij willen, is simpelweg onze eigen manier van leven vasthouden. We willen niet dat er anderen tussen komen. Als dat wel gebeurt, zullen we het hier niet overleven.”
Hij buigt zich naar voren. „De shabaks hebben zo veel dorpen in de omgeving om te wonen. Waarom moeten ze zich nu precies in Bartalah vestigen?”
Roodgeblokte doek
De enige manier om daar achter te komen is zelf contact leggen met deze veelbesproken minderheid. Uiteindelijk lukt dat; er staat een afspraak in de lobby van een hotel met twee vertegenwoordigers van de Noord-Iraakse shabakgemeenschap. Het zijn Hosen Ali Alsofi en Salem Mawlad Ali – de laatste met een roodgeblokte doek om zijn hoofd.
Dan blijkt dat christenen niet de enige Irakezen zijn die zich achtergesteld weten. „De meeste shabaks zijn van oudsher boer”, legt Alsofi uit. „We woonden in onze eigen dorpen en ervaarden dagelijks een verschil tussen onze kinderen en die van de christenen, omdat die hun kinderen naar school stuurden en stimuleerden dat ze naar de universiteit gingen. Bij ons was dat niet gebruikelijk en ook niet goed mogelijk: wij hebben dat soort voorzieningen niet.”
Maar goed, ook Alsofi heeft ervoor gekozen naar Bartalah te verhuizen. Waarom? „Door de gebrekkige voorzieningen in mijn eigen dorp”, verklaart de shabakleider. „Wij hebben geen gezondheidscentra, en ook de andere organisaties zijn heel slecht. Als dat verbeterd wordt, ben ik weg.”
Bovendien hebben veel andere shabaks geen keus, voegt Salem Mawlad Ali toe. „Saddam Hussein zorgde er al voor dat velen van ons ver van hun eigen land kwamen te wonen, gescheiden van hun eigen volk. Die politiek gaat nog altijd door. Ook nu nog moeten sjiitische shabaks in Mosul gedwongen vertrekken. Als je dan ook nog gestimuleerd wordt om naar Bartalah of andere christelijke steden te gaan omdat daar grond beschikbaar is, is de keuze niet moeilijk.”
Ook Alsofi en Ali willen vrede, verzekeren ze een- en andermaal. Als dat in een christelijke provincie is; prima. „Christenen hebben meer contacten in het Westen, zij kunnen hun stem luider laten horen”, motiveert Ali. „Maar de provincie moet niet alleen voor christenen zijn – óók voor ons. Het zou gek zijn als een christen het bewind voert over een shabakdorp, toch?”
Bonus
Zo tekenen zich stap voor stap de contouren af van hoe vervolging óók kan werken. Geen brute moordpartijen, geen slachtingen, maar vervolging met minder zichtbare wapens: hogere grondpolitiek van de machthebbers in provinciehoofdstad Mosul en Bagdad. Verplicht de ene minderheid grond af te staan aan de andere minderheid, en de bonus is dat niet de veroorzakers erop aangekeken worden, maar dat de minderheden elkaar gaan bevechten.
De leiders van de minderheden in Bartalah doorzien dat spel wel, maar zijn niet bij machte er iets aan te veranderen. Ja, een eigen christelijke provincie – het zou rust brengen, zegt het christelijke ex-gemeenteraadslid Yusef Yacob Matti. Maar alleen als daarin óók leefruimte is voor shabaks, vindt shabakleider Hosen Ali Alsofi. Nee, het beste zou nog zijn als de vanouds christelijke steden op de vlakte van Ninevé worden toegevoegd aan het relatief veilige Koerdische noorden van Irak, denkt pater Shimon Gurges Bezo.
En dus gebeurt er niets. Behalve dan dat de spanningen tussen de Iraakse minderheden haast met de dag toenemen en een vredige oplossing steeds verder uit het zicht lijkt te verdwijnen.
Pater Bezo slaakt een diepe zucht op een van de vele sofa’s in de zaal van zijn kerk. „Onze droom is voorbij”, zegt hij dan. „Wij vertrouwen niemand meer.”
Hij pakt nog maar eens zijn ketting en laat de kralen door zijn vingers rollen. Hij zwijgt.
Omstreden grondpolitiek dateert uit tijdperk-Saddam
Het toepassen van omstreden grond- en bevolkingspolitiek om daarmee groepen in de samenleving tegen elkaar uit te spelen, is niet nieuw in Irak. Voor voormalig dictator Saddam Hussein maakte er volop gebruik van. Vooral sjiitische en Koerdische bewegingen moesten het onder zijn bewind ontgelden.
De shabaks, een specifieke sjiitische minderheid van enkele tienduizenden mensen in het noorden van Irak, hebben net als de Koerden tijdens de beruchte al-Anfaloperatie van Saddam in de jaren tachtig veel te verduren gekregen. Velen van hen werden gedeporteerd naar concentratiekampen of moesten hun woongebied voorgoed verlaten met als doel te ‘arabiseren’.
Die campagne is na de verdrijving van Saddam Hussein in 2003 voortgezet. Nog altijd worden minderheden zoals shabaks en yezidi’s uit hun huizen verjaagd, al dan niet met medeweten van de officiële instanties. Soennitische extremisten in met name Mosul hebben hun pijlen bovendien expliciet gericht op minderheden zoals shabaks.
Maar niet alleen shabaks zijn het slachtoffer. Extremistische groeperingen hebben het nadrukkelijk ook op christenen gemunt, met regelmatig terugkerende moordpartijen tot gevolg.
Sinds de val van Saddam Hussein zijn christenen daarnaast in toenemende mate de dupe geworden van de omstreden grondpolitiek. In steden zoals Bartalah worden zij verplicht grond te verkopen aan niet-christenen. Ook krijgen christelijke kinderen die in het ziekenhuis in Mosul geboren worden, als woonplaats soms Mosul op hun identiteitsbewijs. Daardoor hebben ze niet langer stemrecht in hun eigen, christelijke woonplaats. Eeuwenoude christelijke steden op met name de vlakte van Ninevé veranderen op die manier in rap tempo van karakter.
Mede als gevolg hiervan is de situatie van christenen en andere minderheden in Irak drastisch verslechterd. Een oplossing lijkt op korte termijn niet in zicht: sommige onderzoekers geven het christendom in Irak nog hoogstens één generatie.