„Toenadering kerken belangrijker dan dialoog religies”
UTRECHT – „De toenadering tussen vrijgemaakten, christelijk gereformeerden, Nederlands gereformeerden en lichte bonders is van veel groter belang voor de kerk dan de interreligieuze dialoog. Deze laatste wordt gevoerd door oudere christelijke intellectuelen die vaak onvrede hebben over de christelijke traditie.”
Deze „provocerende” stelling verkondigde dr. E. P. Meijering vrijdag in Utrecht tijdens een studiemiddag over Karl Barths dogmatische studie ”Religie is ongeloof” (1938). Meijering, vertaler van het werk en emeritus lector theologie aan de Leidse universiteit, stelde dat de genoemde toenadering tussen de kleinere kerken gedragen wordt door enthousiaste mensen die vernieuwend in de kerk staan, „terwijl vertegenwoordigers van de interreligieuze dialoog niet tot een eigentijdse interpretatie van christelijke religie in staat zijn en hoogstens met enkele liberale joden en moslims in gesprek zijn.”
Prof. dr. H. M. Vroom, emeritus hoogleraar godsdienstfilosofie aan de Vrije Universiteit, vond dat Barth te massief over religie als ongeloof, mensenwerk en afgodendienst spreekt. „Hij claimt een bevoorrechte positie die hem verleidt tot het christendom als de ware religie, maar zou deze ook niet afgodendienst kunnen zijn? Onze inzichten zijn flarden van inzichten, desalniettemin betrouwbare inzichten die elkaar overlappen als we in gesprek zijn met andere religies.”
Het fascinerende van Barth is volgens dr. A. J. Plaisier, scriba van de Protestantse Kerk in Nederland, is zijn thema: God heeft in Christus de wereld met Zichzelf verzoend. „Hij heeft de natuurlijke religie door de voordeur uit het huis van de theologie gezet, maar als alles genade is, dan verdwijnt op een of andere manier de spanning uit het bestaan. Het Evangelie is zozeer het eerste en laatste woord, dat het nauwelijks meer met kracht klinkt als het beslissende woord in de tijd. In elk geval heeft de theologie van Barth zo gewerkt. Dat was ook de reden waarom deze weer zo gauw was uitgewerkt. Het is slechts mededeling geworden.”
Het ”nee” van Barth kan bij sommigen van zijn volgelingen ook goedkoop worden, aldus Plaisier. „Vanuit de theologische fauteuil wordt dan de banvloek uitgesproken over alles wat er in de kerk gebeurt. Het wijze hoofd wordt geschud wordt over elke poging om missionair kerk te zijn, waarin de vraag naar spiritualiteit van een bars nee wordt voorzien, en waarin de vast onbeholpen poging een straatbijbel te schrijven op een ijzig „nee” mag rekenen.”