Pensioenfondsen miljarden rijker door beursopleving
De grootste pensioenfondsen van Nederland zitten weer een stuk ruimer in hun slappe was. Dankzij een aarzelende opleving van de effectenbeurzen in het tweede kwartaal hebben zij ettelijke miljarden euro’s toegevoegd aan hun reserves, die danig waren aangetast. Is het grootste leed nu geleden?
Donderdag meldde het Spoorwegpensioenfonds (SPF) 700 miljoen euro te hebben verdiend. Het fonds voor de kleinmetaal (PMT) pakte 1,3 miljard terwijl PGGM, de pensioenbeheerder voor de zorg, 3,8 miljard met beleggen had opgestreken. Eerder deze maand bleek dat het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) 9 miljard in zijn buffers had laten stromen. Een fraaie opsteker voor de 2,4 miljoen aangesloten werknemers en gepensioneerden, alsmede de vermogensbeheerders zelf, die in maart nog in zwaar weer zaten.
Maar op de vraag of de donkere tijden nu definitief voorbij zijn, durft de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB) geen antwoord te geven. „Dat is kijken in een kristallen bol. Niets is immers te voorspellen. Maar bij ons is voorheen nimmer sprake geweest van paniek. De pensioenaanspraken en -uitkeringen zijn nooit in gevaar geweest”, aldus een VB-woordvoerster.
Het einde van de oorlog in Irak heeft het sentiment op de beurs sterk verbeterd, geeft PGGM aan, maar voegt daar in één adem aan toe dat de economische ontwikkeling in zowel Europa als Amerika nog onzeker is. Jean Frijns, directeur vermogensbeheer bij het ABP, is stelliger: „De problemen liggen nog niet achter ons. De economische situatie ziet er nog altijd niet goed uit.”
„Eén zwaluw maakt nog geen zomer”, stelt Lans Bovenberg, hoogleraar aan de faculteit economie van de Universiteit van Tilburg. Eén kwartaal met betere prestaties op de financiële markten kan de aanslag op de reserves van pensioenfondsen in tien driemaandsperioden ervoor niet ongedaan maken. Daarvoor is een langer en krachtiger herstel op de beurzen nodig. „Veel fondsen zitten zwaar in aandelen en dat blijft riskant. We hebben in het tweede kwartaal slechts een klein herstel gekend”, aldus Auke Plantinga, docent op de faculteit economie aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Om financieel aan te sterken, hebben tal van fondsen, al dan niet gedwongen door de toezichthouder, de Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK), ook de premies voor de bedrijven en de werknemers omhoog geschroefd. „Als we niet helemaal afhankelijk willen blijven van de beurzen, moeten we dat zeker doen”, stelt Plantinga.
De kostendekkende premie van bijna een vijfde van het salaris die het ABP volgend jaar gaat heffen, moeten de miljoen ambtenaren en onderwijzers nog tot 2010 betalen. Daarover liet ABP-directievoorzitter John Neervens twee weken geleden geen enkele twijfel bestaan. PGGM wil in 2004 ook de werkelijke kostprijs voor het pensioen vangen, terwijl dan bij het SPF, ondanks de goed gevulde kas, de premievrijstelling van de afgelopen tien jaar definitief verleden tijd lijkt.
Dat is onontkoombaar, stelt Plantinga: „De dijken moeten hoger. De zandzakken zijn vooral nodig om de gevolgen van de grote golf ouderen de baas te blijven.” De toenemende vergrijzing in Nederland, die de toekomstige verplichtingen van pensioenfondsen fors omhoog jaagt, is een niet te stuiten ontwikkeling.
Vervanging van de dure eindloonregeling door het middelloonstelsel biedt enig soelaas, maar pas op de lange termijn. „Op de korte termijn blijft dat kruimelwerk”, aldus Plantinga. Bovenberg van de Universiteit van Tilburg onderstreept nadrukkelijk dat een dergelijke aanpassing van de regeling noodzakelijk is om het stelsel robuuster te maken. „Daarmee worden pensioenen goedkoper en het stelsel minder kwetsbaar voor schommelingen op de beurs.”