Het 197 pagina’s tellende rapport van de rechtbank meldt hoe aanvallen op christenen in de Indiase deelstaat Orissa vanaf 2008 goed werden voorbereid. Christenen werden aangevallen en gedood als ze zich niet zouden bekeren tot het hindoeïsme. Vrouwen werden aangerand en verkracht en ook kinderen leden onder het geweld. Meer dan 50.000 christenen sloegen op de vlucht, 500 christenen vonden de dood.

De hindoe-extremisten plunderden en vernielden ook huizen en religieuze gebouwen. Complete dorpen zijn met de grond gelijk gemaakt: 6.000 huizen van christenen zijn verwoest en 300 kerken vernield. Dat maakte terugkeer en wederopbouw voor de overwegend arme christenen bijna onmogelijk.

Bewijzen van deze verwoestingen zijn stelselmatig verdonkeremaand om het rechtsproces te bemoeilijken. Eén van de juryleden van het rapport is van mening dat de politie met de extremisten onder één hoedje speelde. Hij spreekt van een „institutioneel vooroordeel jegens in stamverband levende Indiërs en de christelijke dalitgemeenschap.”

Christenen moeten gecompenseerd worden voor het geweld wat hen is aangedaan, volgens het rapport. Die compensatie houdt in een onderzoek naar de aard van het geweld jegens vrouwen en een financiele vergoeding. Ook dient er steun te komen voor de wederopbouw en moeten daders gerechtelijk vervolgd worden.

Het rapport is van groot belang, vindt bisschop Sarat Chandra Nayak van Berhampur. Het is volgens hem het eerste grote onderzoek vanuit een onafhankelijke instantie. Ook geeft het rapport inzicht waarom het geweld uitbarstte en hoe partijen met de nasleep ervan moeten omgaan.

Hoewel in Orissa geen sprake meer is van extreem geweld, is de rust nog niet weergekeerd. Veel christenen vrezen dat er niet veel hoeft te gebeuren om het geweld weer te doen oplaaien.

Lees meer in Digibron over geweld in Orissa. Klik hier voor een lijst zoekresultaten.