Nieuwe Belgische kabinet „uiterst kwetsbaar”
Na anderhalf jaar formeren koerst België dan eindelijk aan op een regering. Maar gaat dit kabinet de eindstreep halen? Deskundigen hebben goede hoop. „Hoewel”, zegt de Brusselse politicoloog Pascal Delwit voorzichtig, „dit is België. Je weet het nooit.”
Het heeft even geduurd, maar nu verloopt de kabinetsformatie bij de zuiderburen opeens in een sneltreinvaart. Nadat vorige week zaterdag de grote hobbel van de begroting genomen was, zijn de partijen het deze week eens geworden over een hele reeks punten en kwam er donderdagavond witte rook uit de onderhandelingskamer: er lag een volledig akkoord. Het kabinet-Di Rupo I dient zich aan.
Het wordt een bijzonder kabinet, want België heeft straks voor het eerst sinds 1974 weer een Waalse premier. Bovendien bestaat de nieuwe regering uit maar liefst zes partijen. Maar daar beginnen de vragen zich aan te dienen. Di Rupo spreekt maar matig Nederlands. Gaan de Vlamingen dat accepteren? Belangrijker nog: is dit ideologisch breed geschakeerde kabinet in staat om België door een (financiële) crisis te loodsen?
Op het punt van het Nederlands geldt een geruststelling, die de Waalse krant La Libre Belgique deze week met grote letters op de voorpagina zette: ”Di Rupo belooft zijn Nederlands te verbeteren”. Ofwel: Vlamingen, wees gerust. Jammer is dat de meeste Vlamingen de Waalse bemoediging echter niet onder ogen zullen krijgen. Zij volgen alleen de eigen media.
Ja, natuurlijk is er in België opluchting over het einde van een slepende formatieperiode. Er klinkt bewondering voor de „belangrijke” en „zeer moeilijke” hobbels die tijdens de formatie genomen zijn. Het kunststuk van Di Rupo is al „de zwaarste inspanning in België sinds de Tweede Wereldoorlog” genoemd. Maar al snel vallen er ook termen als „wankelheid” en „grote breekbaarheid.” Van een juichstemming is geen sprake.
Kloof
„Het vorige kabinet van zes partijen heeft het een jaar uitgehouden”, tekent prof. Pascal Delwit van de Franstalige Université Libre in Brussel (ULB) in zijn werkkamer aan. „Ik heb er goede hoop op dit kabinet de rit uitzit tot de volgende verkiezingen van 2014, maar ik houd niets voor zeker. Dit is België. Je weet het nooit.”
De slagingskans van het nieuwe kabinet is volgens Delwit voor een belangrijk deel afhankelijk van externe ontwikkelingen in de eurozone. „De financiële markten in Europa worden gekenmerkt door grote instabiliteit. De grote vraag is: zullen de nu genomen bezuinigingsmaatregelen voldoende zijn? In een kabinet van liberalen en socialisten zal het niet gemakkelijk zijn nog meer bezuinigingsposten te vinden.”
De slagkracht van het kabinet-Di Rupo zal bovendien bemoeilijkt worden door de N-VA van Bart De Wever, de grote winnaar van de verkiezingen van 2010. De Vlaams-nationalistische partij maakt geen deel uit van het nieuwe kabinet, maar zit wel in de Vlaamse regering. Delwit: „Dat maakt het moeilijk nationale besluiten door te vertalen naar de gewesten. De Wever kon nog wel eens dwars gaan liggen. Daarmee zal de partij wellicht punten kunnen scoren.”
De Waalse politicoloog zegt bovendien bezorgd te zijn over de „groeiende tegenstellingen” tussen Vlaanderen en Wallonië. Hij wijst op het feit dat de belastingen in Vlaanderen hoger zijn dan die in Wallonië. „Elke verhoging van de federale belastingen zal in Vlaanderen daarom slecht vallen. De gedachte is dan: daar gaan we de Waalse kas weer spekken.”
Voor Delwit is het een uitgemaakte zaak dat België in feite uit twee landen bestaat. „Vlamingen denken anders dan Walen, en de kloof tussen beide groepen wordt almaar groter. We ontmoeten elkaar niet. We hebben onze eigen omroepen, kranten en politici. Kijk, de Vlaamse VRT is een goede omroep, maar tijdens de verkiezingen wordt er nauwelijks een woord gerept over de Waalse kant van de zaak. Dat is andersom net zo. Ik ontken niet dat er ook culturele overeenkomsten zijn, maar we leven toch in heel verschillende denkwerelden.”
Of daar iets aan te doen is? Delwit: „Een belangrijke stap is het dichten van de sociale kloof tussen delen van Wallonië en Vlaanderen. De Waalse regering heeft een soort marshallplan gelanceerd om te werken aan de sociale vooruitgang van de arme delen van Wallonië. Ik geloof dat het mogelijk is, maar het kost tijd.”
Goede hoop
In een Antwerps café, onder de rook van het Museum voor Schone Kunsten, laat de Vlaamse politicoloog Dave Sinardet zich wat positiever gestemd uit over de eenheid der Belgen. „Ik denk dat de politici de verschillen onnodig uitvergroot hebben”, zegt hij vanachter zijn avondeten. „Politici hebben de huidige toestand zelf gecreëerd. Leterme (de vorige premier van België, MW) heeft de hele BHV-problematiek (zie kader) enorm opgeblazen. De hele communautaire problematiek is tot op zekere hoogte een crisis zonder publiek.”
Sinardet, die als hoogleraar werkzaam is aan de universiteiten van Antwerpen en Brussel, neemt zijn hoed af voor Di Rupo, die er „toch maar in is geslaagd in een zeer moeilijke politieke situatie een kabinet te vormen.” Hij noemt de voorliggende begroting „niet prachtig”, maar zegt erbij dat een akkoord daarover „een zeer ingewikkelde zaak” was.
Alle goede woorden ten spijt steekt ook Sinardet echter niet onder stoelen of banken dat hij het nieuwe kabinet „geen cadeau” vindt. „Daarvoor is het te wankel.” Ook hij noemt de instabiele financiële toestand in Europa en de ideologische verscheidenheid van het kabinet. „Bovendien hebben we in 2012 gemeenteraadsverkiezingen. Die leggen grote druk op de regering.”
Toch heeft de Antwerpse politicoloog er goede hoop op dat Di Rupo I de rit zal uitzitten. „In 2014 zijn er weer verkiezingen. Als dit kabinet tussentijds valt, zijn we tot 2014 opnieuw aan het formeren. Dat zet niet zo veel zoden aan de dijk.”
Sinardet kent de uitspraak van N-VA-voorman Bart De Wever dat het nieuwe kabinet „een kers op een verder rotte taart” zou zijn. Ofwel: de fundamenten van België blijven even verrot. „Er zit een kern van waarheid in”, zegt hij. Het fundamentele probleem van België ligt volgens Sinardet in de segregatie van de partijen: het gegeven dat er aparte partijen zijn voor de Franstaligen en voor de Nederlandstaligen.
Sinardet: „Dit betekent onder meer dat de premier altijd door een bepaalde taalgroep verkozen is. En dat de Walen zich sinds 1974 nooit meer in electoraal opzicht hebben uitgesproken over de premier. Andersom geldt dat de minister van Financiën sinds 1988 door de Franstaligen is geleverd.”
De huidige toestand is „een democratisch probleem”, aldus de hoogleraar. „Weet u”, zegt hij, „dat ook journalisten niet snel een minister van de andere kant van de taalgrens te spreken krijgen? Dat is wat ik van hen hoor. Maar dat is natuurlijk zeer vreemd, aangezien de ministers er voor het hele volk zijn.”
Dat Di Rupo matig Nederlands spreekt, is volgens Sinardet „ietwat problematisch.” Hij tekent daar echter bij aan dat er geen sprake is van onwil bij Di Rupo. „Feitelijk is ook hij een product van ons politieke systeem, waarbij er nauwelijks interactie tussen de taalgroepen is. Het probleem begint al bij het onderwijs, waar de tweede taal van het land veel te weinig aandacht krijgt.”
Vlaams leren
Om de impasse te doorbreken, pleit Sinardet voor een radicale verandering van het politieke stelsel in België. De politicoloog staat een consensusdemocratie voor ogen, waarbij voor politieke besluiten een meerderheid vereist is aan beide kanten van de taalgrens. „Politici moeten hun eigen groep vertegenwoordigen, maar tegelijkertijd zoeken naar consensus. Ze moeten de verdeeldheid overstijgen.”
Sinardet lacht. „In feite kennen we in België het omgekeerde consensusmodel. Die hele BHV-problematiek komt niet zozeer bij de bevolking vandaan, maar bij de politici. Maar het moet nu juist precies andersom. Dan nemen politici hun verantwoordelijkheid.”
Of Sinardets Waalse collega Delwit ook iets in een dergelijk model ziet? Hij reageert zuinig. „Ik denk dat het zeer moeilijk is om de situatie te veranderen met staatkundige aanpassingen. De afgelopen decennia is er een continue beweging geweest naar een steeds losser federaal model. Dat keer je niet zomaar.”
Delwit heeft ook zijn vraagtekens bij de opvatting dat de Belgische problemen meer door politici zijn geschapen dan door burgers. „Bij lezingen krijg ik dat ook vaak vanuit de zaal te horen. Maar dan zeg ik altijd: Goed, laten we twintig willekeurige Vlamingen en Walen bij elkaar zetten en die naar een oplossing voor bijvoorbeeld de BHV-kwestie laten zoeken. Als ze die vinden, ben ik er zeker van dat politici die zo overnemen.”
De Brusselse hoogleraar kent de onderzoeken onder Vlamingen en Walen waaruit blijkt dat een groot deel van de bevolking zich nog altijd eerst Belg noemt, boven Vlaming of Waal. „Maar je moet voorzichtig zijn met die gegevens”, tekent hij aan. „De definitie van ”Belg” is voor een Vlaming een geheel andere dan voor een Waal. Voor Vlamingen zijn Belgen harde werkers, die elke baan willen accepteren als dat nodig is. Walen zijn in hun opinie eigenlijk geen Belgen.”
Delwit zegt het nogmaals: Walen en Vlamingen groeien uit elkaar, er is sprake van twee verschillende werelden. Aan hem zal het gebrek aan toenadering echter niet liggen. Bij het afscheid zegt de politicoloog, die overigens prima Nederlands leest en verstaat: „De volgende keer dat u langskomt, beloof ik u dat we in het Nederlands zullen spreken. Ik wil het beter leren.” Het is niet alles kommer en kwel in België.
Formatie België
De Belgische formatie heeft zich bijna anderhalf jaar voortgesleept. De afgelopen weken kwam er schot in de zaak, nadat er door de zes onderhandelende partijen (Waalse en Vlaamse socialisten, liberalen en christen-democraten) overeenkomsten werden bereikt over het zogenoemde probleem van de staatshervorming en de begroting.
De staatshervorming spitste zich toe op de kwestie Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV): het kiesdistrict in de Vlaamse rand rond Brussel. Het probleem was dat Franstaligen uit gemeenten in Vlaams-Brabant ook op Franstaligen uit Brussel mochten stemmen, terwijl alle andere kiesdistricten Nederlands- dan wel Franstalige waren. De onderhandelende partijen besloten de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen in een tweetalig (Brussel) en een Nederlandstalig deel (de randgemeenten).
BHV is een typisch voorbeeld van een zogenoemd communautair probleem. Communautair zijn in feite alle politieke problemen waar Vlamingen en Walen verschillend over denken.
De grote troef wordt nu de strijd om de poppetjes in het kabinet. In 1970 is bij wet bepaald dat de minsterraad evenveel Nederlandstalige als Franstalige bewindslieden moet tellen. Deze week ontstond daarover enige discussie. De Vlaamse partijen CD&V en Open Vld willen een gelijke verdeling van de posten, wat betekent dat Di Rupo als premier wordt meegeteld als een van de zeven te leveren Franstalige ministers. De Waalse partijen vinden dat echter een „ridicuul” idee.
België dreigt wereldrecord te verliezen
België lijkt na bijna 540 dagen eindelijk een nieuwe regering te krijgen. De prestatie leek niet te overtreffen, maar in de luwte wordt Bosnië een geduchte rivaal. Het Balkanland zit al ruim een jaar zonder regering. Het is dan ook de vraag hoe lang het Belgische record standhoudt.
Bosnië koos op 3 oktober 2010 een parlement. Geen enkele groep won daarin een meerderheid. In de formatie staan Serviërs, moslims en Kroaten lijnrecht tegenover elkaar. Groot struikelblok is, net als in België, de macht van de regio’s en de nationale regering. De Bosnische Serviërs eisen meer autonomie, wat voor etnische moslims en Kroaten onbespreekbaar is.
De politieke patstelling in Bosnië duurt nu al meer dan 420 dagen. Als er geen oplossing komt, raakt België op 26 maart zijn wereldrecord kwijt. (Bron: ANP)