Jolanda Zwoferink maakt eerste Bach-cd in Dresden
Hoe speel ik Bach? Die vraag bezorgde Jolanda Zwoferink (42) jarenlang hoofdbrekens. Soms gooide ze wanhopig een partituur van het orgelbalkon. Maar nu weet ze wat ze wil en is de eerste Bach-cd een feit. Haar techniek en interpretatie wortelen in de traditie van Marcel Dupré, want ze heeft weinig op met de Nederlandse aanpak.
Luisteren naar anderen is heel wat makkelijker dan Bach zelf ten gehore brengen, ontdekte Zwoferink. De in Zwijndrecht woonachtige organiste kiest met zorg haar woorden om dit duidelijk te maken. Hedi, de vroegere geleidehond van haar vriend, de blinde organist Henco de Berg, mengt zich niet in het gesprek. Ook niet als er soms een stilte valt. „Bachs orgeloeuvre kent in technisch en muzikaal opzicht een extreem hoge moeilijkheidsgraad. En niemand heeft de sleutel voor dé interpretatie in handen. Ik heb de afgelopen jaren wat geworsteld met deze muziek. Soms gooide ik ten einde raad een boek van het orgelbalkon. Opmerkingen van docenten over de articulatie van dit of dat nootje maakten het er niet makkelijker op. Ik begreep vaak niet welke kant ze op wilden.”
Zwoferink krijgt vanaf haar zevende orgelles van haar vader, Bert Zwoferink. „Hij nam mij ook mee naar orgelconcerten. Op mijn dertiende wist ik dat ik naar het conservatorium wilde.” Jan van Gijn bereidt haar voor op die studie. Ze volgt uiteindelijk aan de conservatoria in Rotterdam en Tilburg lessen bij Arie Keijzer, Folkert Grondsma en Bram Beekman. Naderhand steekt ze haar licht onder anderen op bij de onlangs overleden Charles de Wolff en Olivier Latry.
Ze is als organiste aan drie kerken verbonden: de Prinsekerk in Rotterdam, de Dorpskerk van Oostvoorne en de IJsseldijkkerk in Krimpen aan den IJssel. Daar staan instrumenten van respectievelijk Witte/Van Leeuwen, Bätz/Friedrichs en Proper.
Al jong raakt Zwoferink onder de indruk van orgels vanwege de imposante én fijnzinnige klank van deze instrumenten. Inmiddels beleeft ze orgel spelen als beroep en ervaart ze de orgelbank als werkplek. „Ik studeer vrijwel dagelijks minstens drie à vier uur in de IJsseldijkkerk. Dat maakt mijn dag goed. Gedurende perioden van concerten en opnamesessies studeer ik soms hele dagen. Het romantische Properorgel bezit warme stemmen en is een fijn studie-instrument. Ik deel al 25 jaar lief en leed met dit orgel. Het instrument weet alles van mij. Heerlijk toch dat die pijpen niets kunnen doorvertellen van mijn broddelwerk?”
Zwoferink is sinds dit jaar huisorganist van het Muziekcentrum Eindhoven, waar een symfonisch instrument van Pels en Van Leeuwen staat. Daarnaast is ze artistiek adviseur van de stichting die orgelconcerten organiseert op het Holtgräveorgel in de Bergkerk van Deventer. In beide gevallen leidde een spontaan gesprek over het gebruik van het orgel met de mensen ter plaatse tot de genoemde functies. „Er gebeurde bijna niets met deze instrumenten. Eindhoven wil ik internationaal op de kaart zetten. De zomerserie dit jaar verliep succesvol. We gaan hiermee door. Daarnaast probeer ik meer concerten met orgel en orkest te programmeren. Ook in Deventer is dit jaar een orgelserie opgezet met elke maand een concert, afwisselend door een bekende speler en een conservatoriumstudent.”
De organiste bereidde haar Bach-cd (Prestare, ZWF3331566) in Krimpen aan den IJssel voor. Voor de opname zelf verkaste ze naar de kathedraal, de vroegere Hofkirche, in het Duitse Dresden. Daar staat een drieklaviers reus van Silbermann uit 1755, die 47 stemmen telt. „Met dit instrument van Gottfried Silbermann denk ik de bron te hebben gevonden.”
Wat maakt dit instrument van Gottfried Silbermann tot hét Bachorgel?
„Bach componeerde naar mijn overtuiging voor dit Midden-Duitse orgeltype, voor instrumenten met een monumentale, brede en lieflijke klank, die ook voorzien waren van een pittig klinkend hoofdwerk. Het orgel in de kathedraal van Dresden bezit alle registers waarvan bekend is dat Bach die wenste: de Untersatz 32’ en Fagott 16’, en diverse strijkers en tremulanten. Voeg daar de voortreffelijke akoestiek bij en het plaatje is compleet.
De plenumklank van Dresden gaat enorm diep. Het volle werk van het grootste orgel in Nederland in de Rotterdamse Laurens kan daar niet tegenop. De Noord-Duitse orgels van onder andere Schnitger zijn statiger, maar bezitten minder grond. En Schnitgers fluitregisters zijn bijvoorbeeld wat penetranter dan de liefelijke fluiten van Silbermann.”
Waarom Bach, waarom nu?
„Ik had de behoefte eens wat anders op de markt te brengen dan cd’s met Messiaen en Keijzer. Mensen associëren mij daardoor met moderne orgelmuziek. Verder vond mijn vader dat het tijd werd voor een Bach-cd. Ik ben nu op een leeftijd dat ik dit aandurf, na de afgelopen jaren helder gekregen te hebben hoe ik Bach moet spelen. Ach, ik neem op voor mijn eigen label Prestare. Als ik achteraf ontevreden was geweest, had ik de opname op de plank kunnen laten liggen.”
Wat voegt uw Bach-cd toe aan de talloze Bachopnames?
„Bachs muziek is bekend en er zijn veel organisten die deze composities uitstekend spelen. Mijn kracht als Nederlandse organiste zit denk ik in mijn keuze voor een in Nederland relatief onbekend instrument.”
Wat is de ideale Bachinterpretatie?
„Niet de Nederlandse uitvoeringspraktijk van de afgelopen twintig jaar, die gekenmerkt wordt door non-legatospel, alle noten los. In dat hokje wil ik niet geplaatst worden. Ik voel mij eerder geïnspireerd door opnames van Piet Kee, Arie Keijzer en Charles de Wolff. Uiteindelijk wortelt mijn interpretatie in de Franse orgelschool, in de aanpak van Marcel Dupré. Het uitgangspunt is het legato-, het gebonden spel. Van daaruit maak ik de keus of ik gebonden of los speel. Elke noot leg ik op de zeef. Bij iedere noot noteer ik de gewenste articulatie en speel vervolgens consequent volgens de gekozen manier. Overkoepelend is een rustige vertolking. Overigens kan Bach op wel twintig manieren overtuigend gespeeld worden.”
Wat bepaalt uw aanpak?
„De aard van het werk, de kerkruimte en de registratie. De Praeludium in e-moll BWV 548 beschouw ik als één brok muziek, die groots gepresenteerd moet worden. Het Trio BWV 585 biedt daarentegen alle ruimte voor lieflijk orgelspel. Neem ”Liebster Jesu, wir sind hier” BWV 706. Ik zie geen reden om deze koraalzetting los te spelen. Een psalm speel ik tenslotte ook legato. In die zin ben ik een romanticus. Ik probeer in de grote werken te waken voor een zekere strakheid en in elk geval in de koraalbewerkingen een vleugje romantiek te brengen.
In de grote preludia en fuga’s speel ik niet alle noten gebonden. Toch betekent dit niet dat alle fragmenten los klinken. Dat wordt toch lelijk met een pedaalregister als de Posaunbass 16’? Verder kan ik soms heel eigenzinnig een interpretatie kiezen.”
Eigenzinnig?
„Ja, bijvoorbeeld in ”Christ, unser Herr, zum Jordan kam” BWV 684. Hoe vaak hoor je niet een Fagot 16’ in de linkerhand? Ik kies in Dresden voor de Quintadeen 16’ en fluitregisters met de tremulant die het uitkomende tongwerk in het pedaal begeleiden. Een combinatie die ik nog nooit gehoord heb. Zo’n zangerige registratie bepaalt mij sterk bij Gods genade, die ik in dit werk proef. Onder andere vanwege de kruisfiguur in de rechterhand.
Soms krijg ik tijdens het studeren de tranen in mijn ogen, omdat Bachs muziek zo veel losmaakt vanwege de theologische diepgang in deze werken. Mijn vader zegt altijd: Bach moet je preken.”
Op de eerste Bach-cd staat ”volume 1”. Er volgt meer?
„Ja, Bach heeft mij te pakken. Ik ga graag door en denk in eerste instantie aan drie delen met aansprekende Bachwerken. Aanvankelijk dacht ik voor cd twee het Midden-Duitse Hildebrandtorgel in Naumburg te kiezen, maar Dresden is zo geweldig. Ik ga toch maar terug naar Silbermann.”
Aansprekende Bachwerken?
„Beter is: Bachwerken die mij het meest liggen. De grote g-moll en de triosonates bijvoorbeeld. Er zijn echter ook stukken waar ik nog altijd mee worstel. De juiste aanpak van de fuga van de Toccata, Adagio en Fuga heb ik bijvoorbeeld nog altijd niet gevonden. Maar ik blijf ernaar zoeken.”
Jolanda Zwoferink, orgel
Jolanda Zwoferink, orgel