Commentaar: Ouders, school en overheid
Verrassend, dat is in meer dan één opzicht wat minister Van Bijsterveldt vandaag aan de Tweede Kamer schrijft over de rol van ouders in opvoeding en onderwijs.
Verrassend, omdat een ‘bemoeizuchtig’ aan scholen en ouders voorschrijven hoe zij met elkaar moeten omgaan, slecht lijkt te passen bij de signatuur van dit kabinet. Rutte en de zijnen zijn immers wars van overbodige voorschriften en regels?
Wie dan in de brief van de bewindsvrouw leest dat ouders meer tijd moeten vrijmaken voor de begeleiding van hun schoolgaande kinderen, dat ouders „deel moeten worden van de schoolgemeenschap” en dat ouders en scholen „niet-vrijblijvende overeenkomsten” moeten sluiten over „hoe ouders hun talenten en deskundigheid inzetten om het onderwijs te verrijken”, die knippert even met zijn ogen. Mevrouw de minister, waar bemoeit u zich allemaal mee?
Is het soms niet genoeg dat ouders tegenwoordig ingezet worden als overblijfmoeders, pleinwachten, verkeersregelaars en wat niet al? En is, om nog een punt van kritiek te noemen, uw idealistische denkmodel niet vooral gebaseerd op het tegenwoordige standaardgezin met twee kinderen? Hoe wilt u ouders van gezinnen met vijf, zes of zeven kinderen zó’n intensieve begeleiding van hun kroost vorm laten geven?
Anderzijds past een brief als deze juist uitstekend bij de politieke kleur van deze coalitie. Als er in het beleid van dit kabinet al een rode draad te ontdekken valt, dan is het dat burgers minder op de overheid mogen leunen en hun leven sterker zelf vorm moeten geven. Het pleidooi dat ouders hun opvoedingstaak niet mogen afschuiven richting school past zo bezien prima bij de uitgangspunten en idealen van dit kabinet.
Het past ook uitstekend bij de grondbeginselen van het CDA, dat vanouds een grote nadruk legt op het gezin als dé plek waar kinderen normen en waarden moeten worden bijgebracht. Zo bezien vervult de brief van Van Bijsterveldt tevens een functie in het wat scherper profileren van het CDA binnen deze coalitie.
Het pleidooi past ook goed bij een christelijke levensbeschouwing. Het is immers zonneklaar dat, Bijbels gezien, ouders de opvoeding van hun kinderen nooit geheel uit handen mogen geven aan de school, ook al is dat een orthodox-christelijke, maar dat zíj altijd eindverantwoordelijk blijven.
Dat is het positief-verrassende in de brief van de minister van OCW. Van Bijsterveldt slaat immers de spijker op de kop als zij stelt dat „ouders een belangrijke taak hebben in het ondersteunen en respecteren van het gezag van de leraren.” Nee, we hoeven niet meteen terug naar de tijd dat als een jongen thuiskwam met de klacht: „De meester heeft aan mijn oor getrokken”, vader prompt antwoordde: „Dan zal ik eens aan je andere oor trekken!” Maar de recente zaak in Nieuwegein laat overduidelijk zien dat we als samenleving meer moeten gaan investeren in respect voor en gezag van docenten. Een overheid die ouders ertoe oproept dit respect bij hun kinderen aan te kweken, in plaats van bij het minste of geringste aangifte te doen tegen de school, verdient daarom alle waardering.