Verslag jubileumconcert Herman van Vliet Domkerk
UTRECHT – Herman van Vliet heeft zaterdagavond 26 november op zijn jubileumconcert in de Utrechtse Domkerk opnieuw gereikt naar de horizon, opnieuw gepoogd het onbereikbare onder handbereik te brengen.
Ruim 300 bezoekers waren getuige van zijn speurtocht naar het mysterie achter de noten. In een staande ovatie brachten ze de jubilaris hulde. Zelf zei Van Vliet na afloop: „Het was ’t nog niet.”
Van Vliet is vijftig jaar organist. De Culturele Commissie St. Joriskerk Amersfoort bood hem in samenwerking met Stichting Vox Humana een officieel jubileumconcert aan, niet in de St.-Joriskerk, waar Van Vliet ruim twintig jaar organist was, maar in Utrecht. De Joris was, heel raar, niet beschikbaar.
Jaap Remmelzwaal, voorzitter van de Culturele Commissie St. Joriskerk, prees de jubilaris in een welkomstwoord ruimhartig. Hij had uitgedokterd dat Van Vliet 4500 kerkdiensten heeft gespeeld en meer dan 2000 concerten. „Hij heeft een breed repertoire, zoekt voortdurend naar onbekende en vergeten orgelwerken, heeft een meer dan overtuigende visie op de orgelcultuur, studeert keihard en blijft streven naar het hoogst bereikbare dat voor Van Vliet oneindig is.” Als het Van Vliet gegeven is, zou dat nog wel even een tijdje kunnen duren, want „een echte kunstenaar gaat nooit echt met pensioen”, zei Remmelzwaal.
Op het Bätzorgel in De Dom focuste Van Vliet zaterdag op drie pijlers uit zijn repertoire: de Duitse barok (de Toccata en Fuga in d, BWV 565, van J. S. Bach), veel Frans werk (Guilmant, Widor en twee mystieke choralpreludes van de door Van Vliet bewonderde Jeanne Demessieux uit Parijs) en de Hollandse koraalkunst (Eilander, Psalm 16; Asma, ”Dankt, dankt nu allen God”; en Van Vliet, ”Alle roem is uitgesloten”), met als plezierige aanvulling de eigenzinnige Toccata van de Hongaar Tibor Pikéthy, waarbij de vlam even spetterend in de pan sloeg.
Uitschieters waren de drie werken van Widor: de door Van Vliet getranscribeerde en smeltend mooie Serenade waarbij het orgel heerlijk huilen mocht, en de beide Finals uit de Symfonieën 2 en 3. Muziek die geen geheimen meer voor hem heeft.
Misschien was het topje van de avond, waarbij hij in zijn spel niet al te grote muzikale risico’s nam, toch wel de d-moll van Bach. Het moment suprême van de Duitse barok kwam overeind als een levend stuk liturgie. Het klonk krachtig, zeer beheerst, mooi klassiek, met zomaar opeens enkele romantische vlagen, en uitmondend in een groots en juichend slot. En in de Dom staat een kasteel van een orgel. Dat is het.