Amerikaanse kerkplanter terug naar geboorteland
HEEMSTEDE – Bij zijn aankomst in Nederland in 1990 zag hij Amsterdam als een modern Sodom en Gomorra, dat het Evangelie moest leren kennen. Ds. Norman Viss (58), een van de eerste ‘moderne’ kerkplanters in Nederland, keerde afgelopen weekend terug naar zijn geboorteland, de Verenigde Staten. Hij gaat met pensioen. „Gelukkig nemen anderen het werk over.”
Als zendeling van de Amerikaanse Christian Reformed Churches, een kerkverband dat is ontstaan uit de vroegere Gereformeerde Kerken in Nederland, werkten ds. Norman Viss en zijn vrouw Cindy tien jaar in Afrika. Aan het einde van de jaren tachtig kwam Nederland als nieuw zendingsland op hun weg.
Terugkijkend moet ds. Viss bekennen dat hij op dat moment nog geen goed beeld had van Nederland. „Hoewel mijn voorgeslacht uit Nederland komt. Mijn overgrootvader emigreerde in de 19e eeuw naar Amerika.”
Het zendingsechtpaar stuitte op een „enorme mate van secularisatie” in de hoofdstad, gepaard gaand met „een heel negatieve kijk” op de kerk. „Mensen toonden zich niet onverschillig, maar boos en verdrietig. Dat hadden we niet verwacht. Eigenlijk waren we verbijsterd.”
Een tweede ontnuchtering voor ds. Viss was dat de gevestigde kerken in Nederland niet bepaald zaten te wachten op gemeentestichters, nota bene Amerikanen die „wel even zouden vertellen hoe het moest. We stuitten op veel bezwaren. De eerste jaren zijn we dan ook vooral bezig geweest met het leren van de taal en het leggen van contacten.”
Pas na bijna vier jaar kwam het, in september 1993, tot de eerste samenkomst, van wat uit zou groeien tot een zelfstandige christengemeente, De Hoeksteen in Amsterdam-Noord. Ds. Viss zette een gemeente op naar het voorbeeld van de New Yorkse predikant Tim Keller. „Laagdrempelig, met een centrale rol voor de prediking. Met in de dienst een boodschap voor zowel christenen als niet-christenen.”
Al vrij snel ontstond een groep van zo’n 130 tot 140 mensen die zich betrokken voelden bij het werk van De Hoeksteen, zegt ds. Viss. „Het was een mix van jonge stellen, studenten, gezinnen, maar ook alleenstaanden en mensen die buiten de maatschappelijke boot vielen.”
De vormgeving van de dienst leverde allerlei discussies op. „Onder meer over vragen als: hoeveel psalmen moet je zingen om nog reformatorisch te zijn? De kloof tussen reformatorisch en evangelisch was in die tijd enorm groot, dat kenden wij niet vanuit Amerika. Wij hebben de weg gebaand voor de huidige gemeentestichters.”
Rond het jaar 2000 kwam er voor ds. Viss een keerpunt. Hij kwam overwerkt thuis te zitten. Onder invloed van de vragen die in de missionaire gemeente op hem afkwamen, veranderde zijn theologische visie. „Aanvankelijk bezag ik de kerk als een reddingsboot te midden van een ondergaande wereld. Mensen de weg wijzen naar het behoud, dat was mijn doel. Nu denk ik niet meer zo in termen van binnen of buiten. Eigenlijk zie ik geen onderscheid meer tussen algemene en bijzondere genade.”
Ds. Viss erkent theologisch meer op de lijn te zitten van de alverzoening, al vermijdt hij die term liever. „Ik probeer Christus te zien in mensen, Hij is overal en in allen. Dat betekent: niet alleen praten met mensen over zonde en verloren zijn, maar ook over waar je liefde vindt en Wie daarvan de bron is.”
Maar laat hij daarmee mensen ongewaarschuwd verloren gaan? Met dergelijke vragen heeft ds. Viss niet zo veel op. „Christus roept mij op om waar ik kan mensen op Jezus te wijzen en met hen Hem te gaan zoeken.”
De predikant zegt geleerd te hebben van de periode dat hij, na zijn burn-out, enige tijd werkte als bijstandsconsulent bij de sociale dienst in Amsterdam. „Het was prachtig om daar als christen met collega’s te kunnen spreken over de vragen van het leven en hoe je daar zelf in staat. Ik heb daar gezien hoe het personeel zich inzet voor de ander, op een manier die alleen mogelijk is door de liefde van Christus.”
Ds. Viss geeft aan blij te zijn dat er in Nederland de achterliggende decennia allerlei missionaire initiatieven zijn opgepakt door kerken. „Je ziet de muren tussen kerken wegvallen, vooral in de grote steden.”
De gemeente die hij zelf opzette, De Hoeksteen, hield op te bestaan nadat hij overwerkt raakte. „Ik viel plotseling weg en er was nog onvoldoende kader. De meeste kerkgangers zijn naar andere gemeenten gegaan.”
De laatste jaren werkte de predikant als Nederlands gereformeerd predikant in Heemstede en was hij betrokken bij de kerkplantingsactiviteiten van de christelijke gereformeerde kerk in Amsterdam. Lange tijd dacht hij erover na hoe het mislukken van De Hoeksteen te voorkomen was geweest. „Eerlijk: ik weet het niet. Niet dat we geen fouten maakten, maar gegeven de omstandigheden denk ik dat het niet anders had kunnen gaan. Gelukkig nemen anderen het kerkplantingswerk over.”