Heerlijke staat
1 Kor. 2:9
„Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen hart niet is opgeklommen.”
De woning waar de godzaligen hiernamaals verblijven, wordt ons als de allerheerlijkste plaats die bedacht kan worden beschreven, namelijk onder de naam hemel. De heerlijkheid van deze plaats laat zich enigszins afleiden uit de schoonheid van zijn onderste zolder, die de sterrenhemel is die wij boven ons zien. Zo is dan de plaats zelf werkelijk vol van zeer vele schone woningen. Het is een plaats van het allerhelderste licht. Want „de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht en het Lam is haar kaars” (Openb. 21:23). Deze plaats bereidde God de Heere voor Zijn allerliefste vrienden tot een heerlijke woning, voor eeuwig en altoos.
Het gezelschap dat de zaligen in de hemel genieten, is ook onuitsprekelijk verheugend. Want aldaar genieten zij het gezelschap niet alleen van de andere godzaligen, zowel zalige mensen als uitverkoren engelen, maar ook het gezelschap van Christus, ja ook van de Heere, de almachtige God: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Willem Teellinck, predikant te Middelburg
(”Nieuwe historie van de oude mens”, 1623)