Muziek

Celliste Quirine Viersen gaat voor een lichtvoetige Bach

Lang voelt ze zich onzeker. Maar uiteindelijk durft Quirine Viersen (39) achter háár Bach te gaan staan en legt ze Bachs cellosuites vast op cd. „Dit is mijn visie, die gehoord mag worden. Deze overtuiging geeft veel vrijheid.”

18 November 2011 22:34Gewijzigd op 14 November 2020 17:46
Quirine Viersen. Foto Marco Borggreve
Quirine Viersen. Foto Marco Borggreve

Quirine Viersen noemt zichzelf een laatbloeier. „Ik speel cello sinds mijn zevende, vanaf mijn zestiende als professional. Het gaat gelukkig steeds beter. Ik heb ontdekt wie ik ben en waarvoor ik wil gaan. Dat geeft rust, openheid en vrijheid. Vroeger kroop ik vaak weg achter de cello, tegenwoordig durf ik tijdens een concert wel het publiek in te kijken. Het gevoel mij steeds weer te moeten bewijzen, is minder sterk dan vroeger.”Toch is dat laatste inherent aan het beroep van de Amsterdamse celliste. „Na de presentatie van de dubbel-cd met de Bachsuites heb ik veel concerten gegeven. Bij elk optreden klonken de suites anders, ook in vergelijking met de opname. Alleen al omdat de omstandigheden nergens hetzelfde zijn. Ik was bang dat mensen thuis teleurgesteld naar de cd’s zouden luisteren, maar het tegendeel bleek waar. Ik ben nu zo blij de suites opgenomen te hebben. Het is een muzikale mijlpaal, die ik in mijn hele systeem voel.”

Viersen groeide op tussen de cello’s en keek de kunst van haar ouders af, die beiden cellist zijn. „Dat begon al in de box. Lesgeven is de passie van mijn moeder. Mijn vader is cellist in het Koninklijk Concertgebouworkest en geeft daarnaast ook les. Op mijn zevende ben ik bij hem in de leer gegaan. Overigens was ik wel vrij om een instrument te kiezen. Voor mijn zus Saskia bleek uiteindelijk de viool favoriet.”

Goed cello kunnen spelen hangt niet alleen van een muzikaal talent af. „Ook fysiek, motorisch en mentaal moet het kloppen. En iemand moet er hard voor willen werken, er dingen voor laten. Dat merk ik nu zelf tijdens het lesgeven. Ik wil mijn leerlingen meegeven dat bikkelen loont, hun laten zien hoe heerlijk het is om uiteindelijk boven de materie te staan. Mijn leven vraagt overigens nog altijd volharding. Ik ben in Nederland niet verzekerd van mijn concertpraktijk, omdat de overheid cultuur niet hoog in het vaandel heeft staan.”

Waarom haar vader haar onder zijn hoede nam, weet Viersen niet meer. „Ik keek het meest naar hem op en wilde ook het podium bereiken. Natuurlijk heeft mijn moeder de vorderingen wel nauwgezet gevolgd.” De combinatie ouder-kind verloopt in een lessituatie lang niet altijd succesvol. Viersen kijkt daarentegen met plezier terug op die periode. Behalve op die ene keer: „Ik moest een boek terug, omdat ik de tenorsleutel niet meer snapte. Ik baalde daar ongelofelijk van en ging daarom nog harder studeren. Dat was geen straf. Ik geniet tegenwoordig bijna nog meer van het in de vingers krijgen van een werk, dan van de uitvoering zelf.”

De celliste heeft naar eigen zeggen wel kind kunnen zijn. „Ik heb buiten gespeeld, in bomen geklommen en samen met mijn zus hutten gebouwd. Mijn ouders gaven echter geen gehoor aan mijn wens om paard te rijden en te tennissen. Vroeger nam ik hen dat kwalijk, maar nu besef ik dat ze die beslissing namen in het kader van mijn cello-opleiding.”

Vanaf haar veertiende bezoekt Viersen het Amsterdams conservatorium en krijgt er les van Jean Decroos en Dmitri Ferschtman. Daarna studeert ze zes jaar in Salzburg bij Heinrich Schiff. In die periode, maar ook lang daarna, speelt ze vaak haar ouders een stuk voor. „Om mijn zenuwen de baas te worden. Mijn ouders vormen het meest kritische publiek en vertellen eerlijk wat ze vinden. Het zorgde ervoor dat ik rustiger aan de repetities met een orkest begon. Tegenwoordig bezoekt vooral mijn vader mijn concerten. Mijn moeder past dan op onze dochter Katja. Als ik tijdens een optreden tranen in de ogen van mijn vader zie verschijnen, weet ik dat het goed zit met mijn spel.”

Het antwoord op de vraag welke docent haar het meest beïnvloedde, komt binnen een paar seconden. Stellig: „Schiff, een enorme persoonlijkheid, die mij wel als cellist, maar niet als mens zekerder heeft gemaakt. Hij leerde mij goed partituren lezen en bracht mij vooral bij nooit een noot te verwaarlozen. Hij was altijd met klank bezig, zoekend naar het juiste vibrato en de beste streektechniek.”

Het kostte de Amsterdamse jaren om alle aanwijzingen van Schiff een plekje in haar spel te geven. Ook het loskomen van Schiff duurde lang. „Tegenwoordig imiteer ik niet meer.”

U durft zelfs met de Bachsuites op de proppen te komen?

„Eerder had ik het lef niet. Zeker in de tijd dat ik bij Schiff studeerde, dacht ik dat ik analytisch onvoldoende wist en Bach niet goed begreep. Ik vroeg mij af wat ik aan de lange rij opnamen toe kon voegen. Langzaamaan groeide het besef dat ik wél weet hoe het zit. Dat ik Bach op mijn manier speel en dat die visie gehoord mag worden.”

Wat kenmerkt uw Bachspel?

„Bachs suites voor cello voer ik in mijn eentje uit. Dat is best eng en confronteert me meer dan bij een optreden met andere musici met de gekozen benadering. Mijn streven is de suites met een lichte toets te spelen. Vrij en vol beweging. Alsof ik deze werken voor het eerst uitvoer. De wetenschap dat de composities voor Bach studies waren om het instrument te verkennen, helpt daarbij.

De Guarnerius uit 1715 waarop ik de suites speel, was ooit eigendom van de docent van Heinrich Schiff. Het instrument speelt stug, terwijl ik een lichtvoetige Bach wil brengen. Die tegenstelling past wel bij mij, want ik ga graag door een bepaalde weerstand heen. Mijn Bach hoeft niet makkelijk te klinken. Ik houd niet van oppervlakkigheid en gruw ervan om tijdens concerten te entertainen. Om uit te stralen: wat hebben we het toch leuk met elkaar. Het leven is immers niet makkelijk.”

Welke beelden roepen de cellosuites bij u op?

„De preludes van elke suite zie ik als bouwwerken, als kerken. De prelude van de eerste beleef ik als een eenvoudige romaanse kerk, oplopend naar een grootse kathedraal in de zesde suite. Van heel puur, sober en eenvoudig tot complex en meerstemmig.

Na het begin verdwijnen de kerken uit beeld en komen delen als allemande, courante en gigue om de hoek kijken. Bij deze dansen horen mensen. Soms staan tijdens een uitvoering concrete gebeurtenissen op mijn netvlies. Zo speelde ik na het verschrikkelijke nieuwsfeit van het in China overreden meisje eigenlijk voor dit overleden kind. Ik moest ontzettend oppassen tijdens die concerten niet te gaan huilen.

Ik heb een lichte voorkeur voor de tweede en de vijfde suite. Beide werken staan in mineur, wat iets over mijzelf zegt. Toch houd ik ook van de humor in de andere werken. Bachs muziek is balsem voor de ziel, puur, zonder opsmuk en gespeend van ijdelheid. Ieder mens is in meerdere of mindere mate ijdel. Het is heel knap muziek te schrijven waarin dat niet doorklinkt.”

Hoe beïnvloedt de ruimte uw spel?

„Elke concertlocatie is anders. In de ene kerk schijnt de zon door de ramen, terwijl ergens anders kaarsen branden. Ik hoop bij elk optreden op verstilling, op tastbare concentratie bij het publiek. Om dit te bereiken, kan ik alleen op mijzelf reageren. Dat is het moeilijkst van solospel. Gelukkig biedt Bachs rijke muziek voldoende invalshoeken.”

Waarom koos u kerken als concertlocatie?

„Ik ben religieus opgevoed, maar bezoek geen kerkdiensten meer. Het hogere zit naar mijn overtuiging in de mens zelf. Nog altijd voel ik respect als ik in een kerk kom. Alleen al vanwege de reden waarom zo’n gebouw is ontworpen. Ik mis vaak onderling respect in de samenleving. Door de Bach­suites in kerken te spelen, probeer ik een kleine bijdrage te leveren aan een betere maatschappij. Ik hoop dat mijn optreden respect oproept. Ik zit immers kwetsbaar en alleen met mijn cello op het podium.”

U hebt een dochtertje van 15 maanden. Wat betekent het moederschap voor u?

„Katja verrijkt ons leven. Ik geniet elke ochtend weer als ik haar stemmetje hoor. Natuurlijk kan ik tegenwoordig minder studeren, maar dat geeft niet. Het dwingt mij geconcentreerder te werken. Katja staat op nummer één en niet meer de cello. Dit heeft mij sterker gemaakt, omdat ik nu op een gezondere en natuurlijke afstand van het instrument sta.”


Opname cellosuites

De Nederlandse celliste Quirine Viersen (1972) ontving de eerste cellolessen van haar vader. Ze studeerde aan het Amsterdams conservatorium bij Jean Decroos en Dmitri Ferschtman en sloot haar studie af bij Heinrich Schiff in Salzburg. Ze won diverse prijzen en ontving de Nederlandse Muziekprijs. Viersen trad onder meer op met het Koninklijk Concertgebouworkest en de Wiener Philharmoniker en werkte met dirigenten als Bernard Haitink, Valery Gergiev, Jean Fournet en Zubin Mehta. Ook in kamermuziekverband is ze een veelgevraagd musicus. Ze vormt een duo met pianiste Silke Avenhaus. Deze zomer kwam een dubbel-cd (Globe, GLO 5244, € 19,99) uit waarop de celliste Bachs cellosuites speelt. Daarna startte een concertreeks waarbij Viersen deze werken in diverse kerken speelde. Voor volgend jaar staan nog enkele uitvoeringen met de Bachsuites op stapel.

www.quirineviersen.com

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer