Foutje Belastingdienst voordeel voor neefje
Wie een aanslag inkomstenbelasting, erfbelasting of schenkbelasting krijgt, mag erop vertrouwen dat hij niet later over datzelfde jaar nog een extra aanslag krijgt. Maar uiteraard moet hij dan wel de juiste gegevens hebben verstrekt.
Als dat niet zo is, riskeert hij een extra aanslag over dat jaar, een zogenoemde navorderingsaanslag. Een inspecteur kan in beginsel een navorderingsaanslag opleggen als hij over een zogeheten nieuw feit beschikt. Dat is een feit dat hem niet bekend was en hem niet bekend hoefde te zijn ten tijde van het opleggen van de aanslag. Bovendien kan hij in bijzondere omstandigheden ook tot navordering overgaan.
Dat is het geval als er sprake is van een opzettelijk foutieve aangifte (kwade trouw) of van een duidelijk kenbare type-, schrijf- of rekenfout in de eerder opgelegde aanslag. Van zo’n fout kan de belastingplichtige weten als als de te weinig geheven belasting ten minste 30 procent van het juiste belastingbedrag bedraagt.
Navordering kwam onlangs aan de orde in een zaak die diende bij de rechtbank in Leeuwarden over een navorderingsaanslag successierecht (sinds 1 januari 2010 erfbelasting geheten). De procedure betrof een man die een erfenis had gekregen van een rijke tante. Zijn aandeel in de erfenis bedroeg 16.760 euro.
Erfenissen van tantes vallen in de Successiewet onder het hoge tarief, de toenmalige tariefgroep III (”andere verkrijgers”). Het hoge tarief bedraagt nu 30 tot 40 procent, afhankelijk van de grootte van de erfrechtelijke verkrijging, en het was destijds nog hoger.
Een kandidaat-notaris had namens de erfgenamen in 2008 de gezamenlijke aangifte successierecht ingediend en had daarbij een kopie van het testament bijgevoegd waaruit bleek dat de man een neef was van de overledene.
De inspecteur had op de verkrijging van de man ten onrechte tariefgroep II (onder andere broers, zusters en ouders) toegepast in plaats van tariefgroep III (andere verkrijgers). Daardoor was de erfrechtelijke verkrijging tegen een te laag belastingtarief belast. De kandidaat-notaris had het aanslagbiljet toegezonden gekregen en had de fout in eerste instantie niet opgemerkt. Hij had de man zelfs een kopie van het aanslagbiljet toegezonden, met daarbij een begeleidend briefje waarin hij schreef dat de aanslag overeenstemde met de ingediende aangifte, dat het door de notaris berekende te betalen successierecht te hoog was vastgesteld, maar dat deze misslag door de Belastingdienst was gecorrigeerd.
Kort daarna ontdekte de notaris de echte fout en meldde dit aan de Belastingdienst. De inspecteur legde de man een navorderingsaanslag op met een te betalen bedrag van 2360 euro, die hij na bezwaar verminderde tot 2227 euro. De man was het er niet mee eens en de zaak kwam vervolgens voor Leeuwardense rechtbank.
De rechtbank was op basis van de feiten van oordeel dat er geen sprake was van een nieuw feit, evenmin van kwade trouw en ook niet van een type-, schrijf- of rekenfout die de man redelijkerwijs kenbaar moest zijn geweest.
Uit het hem toegestuurde aanslagbiljet had de man redelijkerwijs niet kunnen vaststellen dat er een fout was gemaakt. Het was niet gesteld of gebleken dat op het aanslagbiljet stond aangegeven dat de man als broer van de overledene was aangemerkt.
De niet-kenbaarheid van de fout zag de rechtbank bovendien bevestigd in de omstandigheid dat zelfs een ter zake kundig persoon als een kandidaat-notaris de fout niet direct had opgemerkt.
De rechtbank verklaarde daarop het beroep van de man gegrond en verminderde de navorderingsaanslag tot nihil. Al met al een les voor de Belastingdienst om wel nauwkeurig te zijn.
Bovendien mag een belastingplichtige niet aangerekend worden dat hij van alle tariefgroepen op de hoogte is. Juridisch gezien was de navordering dus onterecht. Of iedereen in dit soort gevallen bezwaar zal maken, is een persoonlijke afweging.
De auteur is als belastingadviseur werkzaam bij PWC.