Verlossing
De kennis van de verlossing is het tweede, onbedriegelijke merkteken van zaligmakende genade. Deze rechte kennis bestaat uit de volkomen vrijmaking van de zonden met alle bittere vruchtgevolgen, en het verkrijgen van al de goederen die Adam in de staat der rechtheid gehad heeft. Christus alleen heeft op een volmaakte wijze die verlossing aangebracht en alle schulden volkomen betaald.Christus heeft niet voor alle mensen deze verlossing aangebracht, maar alleen voor sommigen uit hen. De Vader heeft hen naar Zijn welbehagen van eeuwigheid gegeven aan Christus tot een erfenis en eigendom. Zie hiervoor Christus’ voorbede in het hogepriesterlijk gebed in Johannes 17. In dat gebed bidt Christus niet voor alle mensen in de wereld, maar alleen voor sommigen uit de wereld.
Men krijgt alleen deel aan Christus en aan Zijn verlossing door het oprecht, zaligmakend, ongeveinsd geloof. Dat geloof is uit God. Dat geloof is een gave van God en van Zijn Geest, Die Gods Woord en de prediking als een gewoon middel daartoe gebruiken, in het hart van de uitverkorene. Dit geloof nu neemt Christus aan.
Zo noodzakelijk als Noachs ark voor de eerste wereld was, wilde men van de dreigende zondvloed behouden worden, zo noodzakelijk is nu ook Christus voor ons eeuwige behoud. Want, zo zeker als zijn verdoemenis in Adam is, zo zeker is ook in Christus alleen de ware verlossing.
Jeremias Hoolebeek, predikant te Leiderdorp (Onbedriegelijke merktekenen, 1753)