„’t Stond achter uw stoel…”
In 1979 stond in De Wekker een artikelenreeks over de massamedia in het christelijke gezin. Onder het kopje ”Open wereld” stond te lezen:
„In een snelle ontwikkeling zijn wij, die misschien nog enigermate de sfeer van een besloten en omheinde leefwereld hebben ervaren, met onze kinderen terecht gekomen in een volkomen open wereld. Via radio en krant en niet het minst door een simpele druk op de knop van ons televisietoestel staan we onmiddellijk in verbinding met landen, volken, culturen en godsdiensten waarvan we het bestaan vroeger misschien niet eens vermoedden. Voortdurend dringen zich via de moderne massamedia mensen met andere levensbeschouwingen aan ons op. Andere godsdiensten presenteren zich. De wijze waarop dat gebeurt is veelal zodanig dat de christen er toe wordt gedwongen over eigen levensbeschouwing en over het christelijk geloof minder absoluut te denken en ruimte te geven aan de gedachte dat ook andere levensvisies zinvol kunnen zijn en dat andere godsdiensten even zo vele wegen zijn waarlangs men uiteindelijk bij God uitkomt.”
Om over andere indrukken en invloeden maar niet te spreken.
Ik dacht eraan terug toen ik enkele weken geleden in de bijlagen van het Reformatorisch Dagblad de discussies over televisie en internet las, wat bij mij een kerkelijke gebeurtenis uit de zeventiger jaren in herinnering riep.
De christelijke gereformeerde kerk van ’s-Gravenhage-Zuid was in 1973 vacant geworden. Predikanten van wie verondersteld werd dat zij pastoraal en wat verkondiging betreft bij de gemeente pasten, werden uitgenodigd voor een preekbeurt. Onder hen ds. Jac. J. Rebel, toen nog christelijk gereformeerd predikant in Haarlem. Op kerkenraad en gemeente maakte zijn verkondiging zodanige indruk dat de gemeente te kennen gaf te opteren voor vervulling van de vacature met deze dominee.
Datzelfde gevoelen leefde onder de broeders van de kerkenraad. Verwachtingsvol werd met een deputatie van de kerkenraad koers gezet naar Haarlem, onderweg de dingen inventariserend die in het gesprek aan de orde zouden moeten komen. Als preses van de kerkenraad zou ik het gesprek inleiden. Na een hartelijke begroeting en nadat iedereen gezeten was, stak uw ‘kroniekschrijver’ van wal met een korte weergave van de gevoelens die de zondagse beurt van ds. Rebel in Den Haag had opgeroepen.
Terwijl dankbaarheid daarvoor van de gezichten van het predikantsechtpaar afstraalde, viel mij op dat de blikken van mijn medebroeders allengs versomberden. Die versombering bleef en hun aandeel in het gesprek stond in geen verhouding tot het enthousiasme waarmee naar Haarlem was afgereisd. Met geen mogelijkheid wist ik te bedenken wat van die toch enigszins onvriendelijk aandoende ingehoudenheid de oorzaak kon zijn.
Dat werd duidelijk op de terugtocht. Voorzichtig gevraagd naar hun indrukken en naar hun opvallende zwijgzaamheid tijdens het gesprek, kreeg ik te horen: „Maar beste broeder, heb je dat dan niet gezien, achter je stoel, dat televisietoestel…”
De kerkenraad besloot in meerderheid het gesprek geen vervolg te geven, met de opdracht aan zijn preses ds. Rebel en zijn vrouw met grote spijt duidelijk te maken dat voor velen in de gemeente een dominee met televisie niet acceptabel zou zijn. En dat het kennismakingsgesprek dus geen vervolg zou krijgen. Zo geschiedde. Met dr. Rebel, na zijn promotie benoemd tot hoogleraar in Groningen, thans nog zeer actief voor de Protestantse Kerk in Nederland te Roermond en omgeving, heb ik enkele weken geleden opnieuw contact gehad en het gebeuren nog eens opgehaald. We stelden vast dat er in zo’n dertig jaar veel is veranderd. Nogal wat dominees beschikken over een televisie en internet hebben ze bijna allemaal…