Delftse filosoof op pad met zoekers
DELFT – Op de kaft van het boek ”God vinden” staan twee mensen afgebeeld die samen op weg zijn. Volgens de auteur, prof. dr. Marc J. de Vries, is de afbeelding typerend voor de inhoud. „Jezus ging op pad met de Emmaüsgangers. Ik wil ook op pad met godzoekers.”
Zijn boek ”God vinden. In gesprek met zoekers” werd woensdagmiddag gepresenteerd aan de Technische Universiteit (TU) in Delft. Prof. De Vries, die gevraagd werd de publicatie te schrijven in het kader van de Artiosreeks van de Gereformeerde Bond, doceert hier christelijke filosofie (reformatorische wijsbegeerte).
De metafoor van het ”op pad gaan met godzoekers” spreekt De Vries aan. „Ik heb geprobeerd eerst een eind mee te lopen met zoekers, hen uit te laten praten. Alleen zo kun je aanknopingspunten vinden.”
De filosoof en natuurkundige schetste woensdag hoe vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines naar God wordt gezocht. „Ik laat het licht van de Bijbel vallen op de zoekweg die mensen gaan. De drempel om in God te gaan geloven, wil ik lager maken door rationele bezwaren weg te nemen.”
Met zijn boek beoogt hij dat zoekers uiteindelijk vinders worden. „Twijfel wordt sterk gecultiveerd in onze tijd. Ik wil echter dat deze zoekweg iets oplevert. Na het lezen van het boek moeten mensen het bestaan van God op z’n minst plausibel vinden.”
De Vries pretendeert niet dat dit bij alle lezers het geval zal zijn. „Dit boek kent zijn beperkingen. De argumenten zijn rationeel van aard. Mensen die God zoeken omdat ze diep in de problemen zitten, worden door mijn redeneringen niet overtuigd”, beseft hij.
Het is zijn vaste overtuiging dat uiteindelijk het Woord Zijn werk moet doen in de harten van de lezers. „Het boek van de natuur vertelt ons heel veel over God. Maar zoekers blijven worstelen met de aanwezigheid van het kwaad. Daarom zijn het boek van God, de Bijbel, en het licht van de Heilige Geest nodig.”
In een reactie complimenteerde ds. A. Marcus, predikant van de Utrechtse Jacobikerk, de analytische denkwijze van de schrijver. „Dit boek biedt een beknopt en breed overzicht van argumenten voor het bestaan van God. Vooral het hoofdstuk over de filosofie als denkweg vond ik heel sterk.”
Wel vindt ds. Marcus dat De Vries in het hoofdstuk ”God in de schepping” dieper had kunnen ingaan op wetenschappers als Dick Swaab, die vanuit hun fysische waarnemingen uitspraken doen over metafysica. „Zij maken denkfouten die je vanuit de wetenschapsfilosofie gemakkelijk onderuithaalt.”
Ook plaatste ds. Marcus kanttekeningen bij de stellige toon die De Vries volgens hem gebruikt in zijn boek. „De grootste drempel voor zoekers vormen de vanzelfsprekendheid en zelfverzekerdheid die veel christenen laten zien. Wij hebben vaak niet in de gaten dat we een vreemd verhaal verdedigen. Het Evangelie is een ergernis en een dwaasheid. Je wordt alleen overtuigd door een aanraking van God. Durf met zoekers over je eigen twijfels te praten. Wanneer je het besef toont dat je met een wonderlijk verhaal komt, kom je tot gesprek.”
De Vries denkt echter dat het tentoonspreiden van twijfels niet per se wervend hoeft te zijn. „Zoeken lijkt tegenwoordig meer waard dan vinden. Alleen maar zoeken bevredigt echter uiteindelijk niet. Als christenen mogen we onbeschaamd naar voren brengen hoe rijk we zijn. Dat is niet arrogant. We mogen daarin stellig zijn.”
De natuurkundige merkt dat veel van zijn collega’s aan de universiteit als ze het over wetenschap hebben wel heel zeker van hun zaak schijnen. „De wetenschap trekt vaak een te grote broek aan. Dat is krom. Het onderscheid tussen geloof en wetenschap is juist dat geloof zekerheid zoekt, terwijl de wetenschap bij elke aanname vragen moet blijven stellen.”