Niet zorgeloos
Romeinen 8:38, 39
Ik ben verzekerd dat niets… ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods…
Wij leren volgens Gods belofte dat Gods kinderen niet verleid worden tot de zonde van afval, aangezien God aan hen Zijn vreze in het hart geeft, dat zij niet van Hem wijken. Wanneer God de Heere Zijn vreze in het hart geeft, zullen zij niet zorgeloos zijn. Zij zullen Hem immers vrezen en met vreze en beven hun zaligheid werken. Zo is dit een eigenschap van Gods ware kinderen, ofschoon zij „in vele struikelen” en ook soms wel eens „in enige misdaad vallen” (Galaten 6:1), „dat zij niet zijn van degenen, die zich onttrekken tot verderf, maar van degenen, die geloven tot behoudenis der ziel” (Hebreeën 10:39). Aangezien het toch onmogelijk is, zoals ons de mond der waarheid getuigt, „dat de kinderen Gods verleid worden” (Mattheüs 24:24), namelijk tot algeheel ongeloof en afval, al is het dat zij ook wel eens, zoals dat de godzalige Barnabas overkwam, tot bepaalde vergrijpen verleid kunnen worden (Handelingen 15:39). Daarom verklaart dan ook de apostel, in het volgende hoofdstuk, naar aanleiding van remonstrantse bezwaren die uit de afval der Joden tegen deze tekst opkwamen, zo vrijmoedig en ronduit, dat zij die bleken afvallig te zijn, nooit ware kinderen Gods, nooit het echte Israël Gods, en nooit naar de geest en in der waarheid het volk Gods geweest waren.
Willem Teellinck, predikant te Middelburg (”De standvastige christen”, 1620)