Zeehondenvirus maakt 3000 slachtoffers
In het Nederlandse deel van de Waddenzee zijn vorig jaar ruim 3000 zeehonden gestorven aan het zogenoemde Morbillivirus. Dat concludeert onderzoeksinstituut Alterra uit de eerste tellingen na de uitbraak van het virus vorig jaar.
Het aantal sterfgevallen is ongeveer gelijk aan de verwachtingen. Het aantal zeehonden in de Waddenzee bedraagt op dit moment nog ongeveer 3200, dat is evenveel als in 1999. Alterra verwacht dat het vier tot vijf jaar duurt tot de populatie terug is op het niveau van voor de virusuitbraak.
De grootste meevaller is volgens het onderzoeksinstituut dat het geboortepercentage vrijwel gelijk is aan het cijfer in de jaren voor de epidemie (20 procent). „Berichten over een hogere sterfte onder vrouwelijke zeehonden blijken onjuist”, zegt onderzoeker Reijnders donderdag. Ook zijn volgens Alterra de gevolgen van de uitbraak van zeehondenvirus minder ernstig dan die van de laatste epidemie. Na de virusuitbraak in 1989 was het aantal zeehonden in de Nederlandse Waddenzee nog slechts achthonderd.
Alterra is als adviesorgaan voor het ministerie van Landbouw aangewezen om de zeehonden in de Waddenzee te tellen. In augustus volgt een tweede telling.
Zeehondencrèche Pieterburen voert ook observatievluchten uit boven de Waddenzee. De laatste keer, in mei, zijn daarbij 1450 volwassen zeehonden gezien. Pieterburen gelooft de tellingen van Alterra maar de rekenmethode die het onderzoeksinstituut hanteert, is volgens een medewerker van de zeehondencrèche gebaseerd op mager onderzoek. Alterra telt bij het geconstateerde aantal 30 procent op om het aantal onzichtbare zeehonden te compenseren.