„Kerken in Midden-Oosten te veel gericht op eigenbelang”
UTRECHT – Christelijke groeperingen in het Midden-Oosten voelen zich na de Arabische lente verder in het nauw gedreven. Interne verdeeldheid speelt de oosterse christenen echter parten. „Men plaatst de eigen gemeenschap vaak boven de zaak van de christenheid als geheel.”
De teruggang van de kerk in het Midden-Oosten is een reële problematiek. Als kind zat de Iraakse Manul Poutros in Bagdad in volle kerken. Nu wonen er nog maar enkele tientallen christenen in Bagdad de zondagse vieringen bij. De meesten zijn het land uit. Poutros woont echter nog altijd in Bagdad, waar ze werkzaam is voor Unicef en een lokale ontwikkelingsorganisatie. „Van mijn familie zijn alleen mijn man en ik nog over”, zegt ze.
Putros is een van de sprekers tijdens de studiemiddag ”Christenen en de Arabische lente” die de vredesbeweging IKV Pax Christi donderdag in Utrecht belegde. De Iraakse christelijke gemeenschap is volgens de Iraakse activiste de laatste decennia minstens gehalveerd.
De aanslag op Syrisch-katholieke kathedraal van Bagdad in oktober vorig jaar heeft het laatste restje vertrouwen van veel christenen gebroken, stelt Putros. „De veiligheidssituatie in Irak is zeer fragiel. Als dat zo blijft, ben ik bang dat ook de laatste christenen vertrekken.”
De Iraakse betreurt de verdeeldheid onder Iraakse christenen, omdat er op die manier niet één geluid vanuit de christenheid klinkt. „Het zou beter zijn wanneer we de handen ineen zouden slaan en een duidelijke visie zouden ontwikkelen op onze positie in Irak.”
Hoogleraar oosters christendom Herman Teule van de Radboud Universiteit Nijmegen sluit daar in zijn betoog bij aan. Hij verwijst naar de rooms-katholieke bisschoppenconferentie die vorig jaar in Rome werd gehouden over de situatie van de christenen in het Midden-Oosten. „Daar is door de bisschoppen uitgesproken dat er meer samenwerking nodig is tussen de verschillende christelijke denominaties in het Midden-Oosten. Het gebeurt maar al te vaak dat kerken de eigen gemeenschap hoger plaatsen dan de zaak van de christenheid als geheel.”
Teule wijst erop dat de grote kerkelijke denominaties sterk gekoppeld zijn aan een etnische groepering, zoals Syrisch-orthodox en koptisch-katholiek. „De dogmatische geschillen tussen de kerken gaan terug tot de concilies van de kerk in de vierde en de vijfde eeuw over de naturen van Christus. Maar de uitgesproken etnische identiteit is voor de kerken zeker zo belangrijk als de dogmatische.”
Daarbij komt dat kerken zich vaak uitdrukken in de etnische taal en niet in het Arabisch. In Rome is dan ook gewezen op het belang om Arabisch te spreken in de kerk. Teule: „Welke boodschap heeft een kerk die zich zo sterk etnisch identificeert nog aan de grotere samenleving waarin ze functioneert?”
Of de terugloop van het aantal christen in het Midden-Oosten te wijten is aan islamisering? „Dat geloof ik niet”, geeft de hoogleraar aan. Hij wijst op een demografisch aspect: christelijke gezinnen zijn in de regel kleiner dan islamitische. Maar de slechte economische ontwikkeling in de landen wegen eveneens mee. Ook veel moslims zijn vertrokken.
Volgens Teule is het belangrijk dat de christenen een dialoog voeren met de islam, omdat „die bepalend is voor de maatschappij van het oosten.” Teule: „De christen moeten op dat gebied ook de hand in eigen boezem steken, want het gesprek met de islam heeft maar al te vaak niet plaatsgevonden. Het is echter wel de sleutel voor de toekomst van de christenen in het Midden-Oosten.”
RD-correspondent Jielis van Baalen uit Caïro belicht de situatie van de kopten na de Arabische lente. Die is volgens hem zeker niet verbeterd. Van Baalen wijst daarbij op de complexiteit van de Egyptische samenleving. „Egypte is echter een land waar de minderheden een meerderheid vormen. Het is een zwaar verdeeld land.”
De scepsis tegenover christenen heeft volgens hem ook te maken met de diep levende opvatting dat Arabier en christen niet bij elkaar passen. „Christenen hebben een Europese geest in een Arabisch lichaam”, citeert Van Baalen een toespraak van de Libische oud-leider Muammar Gaddafi uit 1980.
De prominente Syrische imam Muaz al-Khatib, die in Syrië een preekverbod heeft vanwege zijn herhaalde kritiek op het regime, benadrukt dat Syrische christenen niet zomaar op één hoop gegooid kunnen worden. „Traditionele kerkleiders zitten vaak op één lijn met het regime, maar jonge christenen denken heel verschillend. Dé christelijke opinie bestaat niet.”
Hij signaleert desondanks een toenemende spanning tussen christenen en moslims in zijn land. „Laten we afspreken dat we de naam van God niet meer gebruiken in onze strijd”, benadrukt hij. „Hij wil dat we in vrede leven.”