Kerk & religie

Alleen het Woord en het gebed als zwaard

„In God is geen geweld.” Deze stelling is van de kerkvader Irenaeus. Andere oudchristelijke schrijvers namen haar over. Voor prof. dr. A. van de Beek was de uitspraak, in eerste instantie voorzien van een vraagteken, uitgangspunt voor zijn lezing op de IRTI-conferentie over geloof en geweld, in Kinasih.

Dr. ir. J. van der Graaf
10 July 2003 08:46Gewijzigd op 14 November 2020 00:25

Waar in de loop der eeuwen sprake was van geweld, leek dit vaak een natuurlijke reactie van mensen op frustratie of onderdrukking te zijn. Dominerende groepen verwerpen het geweld, maar ze gebruiken zelf impliciet geweld: omdat ze de macht hebben. „Natuurlijke reactie” echter kan nooit de fundering zijn voor geweld. Religie zoekt de fundering, aldus Van de Beek, in „een hogere Macht”; christenen zoeken die dus in God. En als er in God geen geweld is, mogen mensen dat dan wel gebruiken?

Natuurlijk wist Irenaeus, en met hem Van de Beek, dat de Bijbel er ook over spreekt dat God Zijn vijanden kan straffen en zelfs door vuur kan verdelgen. De vroegchristelijke apocalyptische literatuur is daar vol van. Maar Hij gebruikt geweld nooit als middel tot bekering. In de bekering gaat het om overtuiging.

Dat God geweld gebruikt, houdt voor Irenaeus en zijn geestverwanten niet in dat mensen gerechtigd zijn dit eveneens te doen. Voor de eerste christenen gold dat ze de wapens niet opnamen. Hun enige wapen was het Woord. En als een christen in het leger dienst moest doen, was zijn wapen het gebed, zo blijkt uit geschiedschrijving. „Als we vredelievend willen zijn ten opzichte van degenen die vrede haten, mogen we het zwaard tegenover niemand gebruiken”, zei de pacifistische kerkvader Origenes. Wie het zwaard opneemt, zal door het zwaard vergaan (Matthéüs 26:52).

Van de Beek refereerde ook aan de Bergrede: Als men u op de rechterwang slaat, keer ook de linker toe; een woord waarover eerder was gemediteerd door een predikant uit Indonesië, die moslimgeweld van nabij (in Poso en Maluku) had meegemaakt.

De kerkvader Athanasius verklaarde verwerping van geweld zelfs tot ”status confessionis” (status van belijden) en achtte verschil in visie op geweld een kenmerk om ketters van orthodoxe christenen te onderscheiden. Bij de eerste christenen leefde verder, blijkens Romeinen 13, sterk de overtuiging dat men zich aan de overheid diende te onderwerpen. Was er vervolging, dan moest men maar vluchten, zei ook Athanasius. Ook Jezus vluchtte, naar Egypte.

Maar wat is dan -zo besloot Van de Beek zijn referaat- de sleutel om het Oude Testament te verstaan, waar immers zo vaak sprake is van geweld? Zijn antwoord lag in Lukas 18:31: Al wat door de profeten is geschreven, is vervuld door de Zoon des Mensen. Dat sluit geweld, door mensen uitgeoefend, naar Van de Beeks oordeel uit.

Direct na deze lezing volgde een inleiding van de Calvijn-kenner prof. dr. John Hesselink uit Michigan over ”Calvijn en het recht van opstand”. Hij trok lijnen die bekend zijn, namelijk dat Calvijn (met Romeinen 13) het ambt van de overheden hoog acht en het recht van opstand (in het uiterste geval) voorbehoudt aan lagere overheden.

Wel sprak hij over een wijziging in Calvijns visie in diens laatste levensjaren. Uit zijn latere preken (1562) zou blijken dat hij van oordeel was dat christenen ook individueel tegen tirannen in verzet mogen komen.

De lezing van Van de Beek hield de gemoederen, zowel in de plenaire discussie als in de wandelgangen, geducht bezig. Hoe kan God Zijn vijanden straffen zonder dat mensen daaraan te pas komen? Zij zijn verantwoordelijk en dus schuldig, is Van de Beeks antwoord. Maar welke taak heeft dan de overheid?

Kan men echter ook zover gaan, zoals Van de Beek dat doet in zijn boek ”De kring om de Messias”, om te stellen dat de Joden als uitverkoren volk plaatsvervangend voor de volkeren tot lijden bestemd zijn en dus geweld zullen (moeten) ondervinden? Ten slotte: zit er niet een zo grote afstand in tijd en context tussen de eerste christenen en ons dat de situatie van toen niet zomaar op nu is over te brengen?

Van de Beek houdt het liever op parallellen. Veel christenen in de wereld leven eveneens in minderheidsposities. Van alle geweld moet daarom ook nu worden afgezien. Desgevraagd beaamt hij nauwe aansluiting te zoeken bij het pacifisme van de eerste christenen.

Dit is het tweede deel in een vierdelige serie waarin dr. ir. J. van der Graaf een impressie geeft van de IRTI-conferentie over ”Christelijk geloof en geweld”, die op dit moment in Kinasih, Indonesië, wordt gehouden. Zaterdag deel 3.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer