Romeinse sporen in Bergen op Zoom
Bergen op Zoom is „misschien wel het best bewaarde geheim van Nederland”, zegt Ad van den Bulck van de Geschiedkundige Kring in die stad. De geschiedenis ligt in de Brabantse stad voor het oprapen.
Voorzitter Van den Bulck van de Geschiedkundige Kring Bergen op Zoom stopt even. „Wacht”, zegt hij en hij wijst op een tapijtenwinkel in de historische binnenstad. „In dat pand zit nog altijd een zwarte roetvlek van de brand van 1397.” Hij lacht. „Er zijn zelfs stadsgidsen die zeggen dat je de rook nog kunt ruiken. En de mensen maar ruiken.”
Van den Bulck kent zijn stad van haver tot gort. Lopend door de straten borrelt bij hem het ene na het andere verhaal op. De mythische zijn het mooist. Zoals over de rooms-katholieke kerk van de Heilige Maagd Maria-Tenhemelopneming, die vlak achter de Grote Markt staat. Ze stamt uit 1829, toen de roomsen voor het eerst weer een eigen kerk mochten bouwen. Die had natuurlijk áán het marktplein moeten staan, maar ze staat naar achter. Naar verluidt vertikten twee protestanten het om hun pand te verkopen voor de kerkbouw. „Het is niet waar hoor”, zegt Van den Bulck. „Maar het is wel een mooi verhaal.”
Van den Bulck woont zelf in een historisch pand in het oude havengebied, een waardige locatie voor de voorzitter van de Geschiedkundige Kring. De haven werd in de jaren vijftig gedempt, maar de resten van een industrieel verleden zijn nog overal aanwezig. Vanuit zijn woonkamer heeft Van den Bulck zicht op twee verschillende voormalige, 19e-eeuwse suikerfabrieken. „Dat heb ik me eigenlijk nooit zo gerealiseerd”, mijmert hij, verrast naar buiten kijkend.
Bergen op Zoom is vanouds een handelsstad – hoe kan het ook anders zo pal aan de Oosterschelde, met Antwerpen om de hoek. Rond de haven floreerde eeuwenlang –van 1300 tot diep in de 19e eeuw– de pottenbakkersindustrie. Daarnaast maakte de stad furore in de verwerking van meekrap, waar rode verf van werd gemaakt. En ja, er werd gevist op de Oosterschelde, op ansjovis. Dat gebeurt nog steeds op dezelfde manier als in de middeleeuwen.
„Wist je”, zegt Van den Bulck enthousiast, „dat er in Bergen op Zoom al in de Romeinse tijd potten werden gebakken?” Bij recente opgravingen achter de Grote Kerk van de stad zijn scherven van zo’n 800 amforen uit de tweede eeuw na Christus gevonden. Waarschijnlijk was er sprake van een offerplaats, waar schippers een offer aan de goden brachten voordat ze op reis gingen.
Nader onderzoek wees bovendien uit dat het aardewerk van Bergse klei was gemaakt. Bovendien bleek aardewerk dat in Vlaanderen was gevonden, van dezelfde klei vervaardigd te zijn. Dit betekent dat de aardewerkindustrie in Bergen op Zoom geen 750, maar bijna 2000 jaar oud is. Jarenlang waren de Bergenaren van deze kennis verstoken omdat er een fantasieloze winkel van Albert Heijn bovenop stond.
Chauvinistisch
Natuurlijk zijn de inwoners van de Brabantse stad trots op deze vondst. „De Bergenaar is trots op zijn geschiedenis”, zegt Van den Bulck. „Toen de kring onlangs de archivaris van Roosendaal uitnodigde om over de geschiedenis van die zusterstad te komen vertellen, vroeg een van onze leden zich af: „Heeft die stad geschiedenis dan?” Ja, sommigen zijn hier chauvinistisch, op het belachelijke af.” Naast de Romeinse potten en pannen geldt de trots van de Bergenaren met name de historische binnenstad en de resten van de vestingwerken.
Het meest beeldbepalende gebouw in de binnenstad is wel het Markiezenhof, waar tussen 1533 en het einde van de 18de eeuw de markies van Bergen op Zoon resideerde. „Dit gebouw is uniek in de Nederlanden”, zegt Van den Bulck terwijl hij het prachtige pand laat zien. „Sterker nog: het is het enige dat in Nederland en België ongeschonden bewaard is gebleven.” Na het vertrek van de laatste markies in 1795 had het complex lange tijd een militaire functie: aanvankelijk als militair hospitaal later als kazerne. In het statige stadspaleis zitten momenteel onder meer een museum en een bibliotheek. Maar er wordt ook gehuwd en gefeest.
Van den Bulck wijst de loop van de geschiedenis aan in het bouwwerk. De veranderingen zeggen ook iets over de bewoners, zoals over het feit dat de functie van markies eind 17e eeuw in de handen van buitenlandse vorstenhuizen kwam. De in 1698 aangetreden markies François Egon de la Tour d’Auvergne, een Fransman, vond het nodig om zijn woning te moderniseren en bracht een tuingevel in Franse stijl aan. Daarvoor moesten onder meer de vloeren en de kap worden verhoogd. De sporen daarvan zijn ook van buitenaf duidelijk te zien.
Vestingstad
Door allerlei redenen, waaronder de Sint-Felixvloed van 1530, kwam er in 16e eeuw de klad in de Berger nijverheid. Maar er diende zich tegelijkertijd een nieuwe toekomst aan als vestings– en garnizoensstad. De Tachtigjarige Oorlog was volop aan de gang en Bergen op Zoom had een strategische ligging. De Spanjaarden sloegen tot twee keer toe hun beleg op voor de stad, waardoor vele inwoners overigens de stad ontvluchtten.
Het bekendste beleg is wel dat van 1622, toen de Spaanse legers onder leiding van Ambrogio Spinola voor de poorten van de stad lagen. De stad wist, gesteund door de legers van rins Maurits, de aanval af te slaan. En generaties Nederlanders zongen met Adriaen Valerius de Bergenaren nog jaren na het beleg moed in: „Berg op Zoom, houdt u vroom/ stut de Spaanse scharen!”
Het lied leek effect te hebben, want de stad bleek jarenlang onneembaar. Van de Bulck legt uit dat dit mede kwam doordat hij voor een belangrijk deel beschermd werd door de oudste waterlinie van Nederland: de West-Brabantse Waterlinie uit 1628. De vestingstad kreeg als bijnaam “La Pucelle”, de Maagd. In 1747 ging het tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog echter mis. „De stad raakte zijn erenaam kwijt”, aldus Van den Bulck. „De halve stad werd door de Fransen in puin geschoten en er werd gruwelijk geplunderd.”
Identiteit
Bergen op Zoom ligt in Noord-Brabant, kent zijn carnaval (vastenavond) en is grotendeels rooms-katholiek. Toch staat de stad volgens Van den Bulck „met de rug naar Brabant” toe. „Bergen is eerder een Zeeuwse of een Vlaamse stad dan een Noord-Brabantse.” Maar ook een stad als Rotterdam is voor veel Bergenaren „een brug te ver”, aldus Van den Bulck. „Daar ligt toch de Moerdijk tussen. Om te winkelen of een hapje te gaan eten, komt voor de Bergenaar eerst Antwerpen in zicht.”
Weet de Bergenaar zich verbonden met zijn eigen geschiedenis? „Zeker”, zegt Van de Bulck. „Al zijn echt oude Bergse geslachten zeldzaam. Er is veel import. Zelfs oude Bergse tuinderfamilies als de Frankens en de Nuijtens blijken hier pas in de 18de eeuw neergestreken te zijn. Maar er is volgens de boekhandelaar hier een harde kern van zo’n 700 mensen die alles wat over Bergen op Zoom verschijnt, koopt.”
Bovendien heeft de Geschiedkundige Kring zo’n 1200 leden, wat veel is voor een dergelijk gezelschap. De School voor de Geschiedenis die de kring sinds enige jaren organiseert en waar de Bergse historie aan de orde komt, loopt bovendien als een trein. Van den Bulck: „Bergen kent in totaal twaalf erfgoedorganisaties. Dat is veel. Dus ik durf wel te zeggen dat er veel belangstelling voor geschiedenis is.”
En terecht, aldus Van den Bulck. „Ik zeg wel eens: Bergen op Zoom is het best bewaarde geheim van Nederland. Veel mensen die hier voor het eerst komen, kijken hun ogen uit. Ze wisten niet dat hier zo veel historie te vinden is.”
Dit is het vierde deel in een serie over geschiedenis in de regio. Volgende week maandag deel 5 (slot).