Consument

Landschapfotografie: best lastig

Landschapfotografie lijkt zo simpel. De compositie ligt al vast, dus knippen maar. De praktijk is echter weerbarstig.

Wessel van Binsbergen
21 October 2011 23:03Gewijzigd op 14 November 2020 17:16
Afrasteringen en houtwalletjes zijn prima kandidaten om het oog van de kijker te leiden.  Foto Wessel van Binsbergen
Afrasteringen en houtwalletjes zijn prima kandidaten om het oog van de kijker te leiden. Foto Wessel van Binsbergen

Een mooie zomerdag betekent topdrukte bij populaire uitzichtpunten. Auto’s vol toeristen rijden af en aan. Op een enkele iPodluisterende tiener na knipt men plichtsgetrouw plaatjes. Een paar minuten later spurt men alweer naar het volgende ”point de vue”. Geen recept voor de ideale landschapsfoto, zo blijkt bij thuiskomst; de platen vallen bar tegen. Alleen met een flinke dosis voorstellingsvermogen begrijpt een buitenstaander dat het landschap zo adembenemend was. De beelden zijn plat, sfeerloos en saai. „Het komt op de foto toch niet helemaal uit”, zo verdedigt de vakantieganger zich nog.

Natuurlijk laat een weids vergezicht zich niet zomaar vangen in twee dimensies. Maar het mislukken van een vakantiekiek komt niet enkel op het conto van het medium. „De ultieme test, en vaak de opperste teleurstelling”, zo repte landschapsfotograaf Ansel Adams weinig hoopgevend over zijn vak. Dit lijkt vergezocht als een prachtige omgeving zich –als een gespreid bedje– voor de fotograaf uitstrekt. Wat kan er misgaan? Het onderwerp loopt niet weg, de compositie ligt al klaar. Voor een goede landschapsplaat moet de hobbyist echter even hard aan de bak als in andere takken van de fotosport.

Een groots alpenlandschap maakt vaak diepe indruk. Bergen die hoog boven kleine mensen uittorenen, beken die woest kolkend hun water afvoeren, de buitenissige kleuren van een gletsjer. De fotograaf voelt zich slechts een nietige toeschouwer. Maar ook dichter bij huis zijn genoeg boeiende landschappen te vinden. Wat te denken van een herfsttafereel op de Veluwe? De prachtige kleuren in allerlei schakeringen, het gefilterde, gele zonlicht. De vochtige boslucht, de ruisende wind, het lijnenspel van stammen en bosranden. Van al die belevingen is het stilstaande beeld er slechts één.

Je bewust zijn van deze beperking is de eerste stap op weg naar een betere landschapsplaat. Het noopt veel fotoboeken tot de stelling dat een groothoekobjectief verplichte kost is voor de landschapsfotograaf. Een groothoek propt in ieder geval zo veel mogelijk wereld in een beeld, zo redeneert men. Voor het weergeven van weidsheid biedt ver uitzoomen inderdaad soelaas. Behalve een breed weergegeven einder, pakt de camera zo echter ook veel voorgrond en lucht mee. Hoe meer er op de plaat komt, hoe lastiger het is om een boeiende compositie te vinden.

Kijk liever welke aparte beeldelementen het landschap biedt. Analyseer welke kleuren aanwezig zijn, hoe de verdeling van schaduw en zonlicht is. Een groothoek laat weinig ruimte voor compositie en neemt vrijwel alles mee. Inzoomen betekent echter selecteren en hiermee drukt de fotograaf automatisch een groter stempel op het beeld.

Besteed veel aandacht aan het zoeken van beeldlijnen; weggetjes, slootjes, houtwallen, een prominente bergrug, lichtsporen van auto’s. Zet ze in om de blik van de kijker door het beeld te leiden. Een algemene fototip, maar zeker bij landschapsfotografie van groot belang voor de broodnodige dieptewerking.

Een gedreven fotograaf probeert altijd standaardplaatjes te voorkomen. Zeker op verre reizen die niet zomaar herkanst kunnen worden. Toch zijn veel foto’s van nationaal park Grand Canyon krek eender. Wie blindelings de folders en bordjes volgt, komt nu eenmaal met weinig originele platen thuis. Juist een overbekend landschap moet de fotograaf aansporen om het net anders in beeld te vangen. Zoek naar een boeiende invalshoek, soms letterlijk. Steeds meer compactcamera’s en spiegelreflexen beschikken over een uitklapbaar scherm. Hiermee kan de fotograaf op comfortabele wijze een afwijkend standpunt kiezen, bijvoorbeeld extreem laag.

Als de weerman zware bewolking en mogelijk regen voorspelt, ga dan niet sikkeneurig wachten op mooi weer. Het regent maar zelden de hele dag en juist tussen die buien door liggen er prachtige foto’s in het verschiet. Een donkere wolkenlucht waardoor af en toe een bundel zonlicht komt geeft een landschap een geweldige dosis dramatiek en sfeer. Daar kan geen mooiweerfoto tegenop. Het vergt wellicht meer tijd, maar levert ook navenant meer voldoening op.

Zorg bij slechte lichtomstandigheden voor een statief om niet te hoeven terugvallen op verminderde scherptediepte of hoge lichtgevoeligheid. Houd op vakantie een lijstje bij van mooie plekken in de omgeving. Ga er bijvoorbeeld bij zonsopgang nog eens naar terug. Als bijkomend voordeel hoeft het reisgezelschap zich niet (of minder) te ergeren aan de continu achteropkomende fotograaf.


Ieder zijn eigen bril

Zijn Hollandse landschappen saai? Het ligt er maar aan hoe goed de fotograaf zich erin verdiept. Voor een fraaie omgeving hoeft men het land niet uit. Zeker met het vallen van de bladeren –en later mogelijk sneeuw– worden contouren en vormen steeds duidelijker.

Toch bekijkt iedereen een landschap op eigen wijze. „Een bioloog kijkt vooral naar de grond, een vogelaar beoordeelt het landschap op basis van de vogelstand”, aldus aankomend landschapsarchitect Martin van Engelen. Wat hem persoonlijk boeit is de mateloosheid: „In de schaalloze landschappen proberen mensen een plekje naar hun hand te zetten.”

Van Engelen zoekt in landschappen naar elementen van vroeger: „De Arkemheenpolder is bijvoorbeeld niet herverkaveld, waardoor je er nog steeds de originele geulenstructuur terugziet die het water bij eb terugvoerde.” Verdiep je eens in de historie van een streek, is zijn devies. „Met wat achtergrondinformatie gaat het landschap veel meer voor je leven.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer