Arabische Lente niet positief voor christenen in Midden-Oosten
De rellen afgelopen zondag tussen Egyptische kopten en het leger bevestigen de vrees dat de Arabische lente voor christenen in het Midden-Oosten helemaal niet zo positief is.
In Egypte zijn sinds het begin van de opstand tegen het regime van president Mubarak allerlei militante salafistische groeperingen bezig met een gevaarlijke hetze tegen de Koptische Kerk, waarbij alle registers werden opengetrokken. Salafistische haatpredikers kregen hierbij ruim baan in de media en verschenen in programma’s van de Arabische satellietzender Al-Jazeera. Ze beschuldigden de Koptische Kerk er onder meer van een eigen, koptische staat na te streven en hun kloosters en kerken te gebruiken om wapens op te slaan die ze in Israël hadden gekocht. Via deze Arabische satellieten bereikten deze haatpredikers brede lagen van de Egyptische bevolking en werd er een gevaarlijk maatschappelijk klimaat geschapen.
Het regime van ex-president Hosni Mubarak trad hier nauwelijks tegen op. Islamitische radicalen werden beschouwd als een grote bedreiging voor de Egyptische staat omdat zowel leden van de fundamentalistische moslimbroederschap als salafisten deze staat afwezen als onislamitisch. Het was het Egyptische regime daarom niet onwelgevallig dat het geweld van de salafisten zich richtte tegen de koptische minderheid in plaats van tegen het regime zelf. Waarbij president Mubarak bovendien dit geweld in het Westen gebruikte om zijn eigen ondemocratisch regime te rechtvaardigen.
Hoe gevaarlijk deze politiek was werd duidelijk op Nieuwjaarsdag 2011, toen een aanslag op een koptische kerk in Alexandrië tientallen mensenlevens eiste. Deze aanslag was zo bloedig dat hij wereldwijd media-aandacht kreeg. Het ernstig in verlegenheid gebrachte Egyptische regime koos voor dezelfde politiek als enkele maanden eerder hun Iraakse collega’s en beschuldigde islamitische radicalen van de aanslag. Zij zouden hiermee de vreedzame coëxistentie van moslims en christenen in Egypte willen verstoren.
Op YouTube verschenen echter video’s waarop duidelijk te zien was hoe moslims die zich in een moskee pal tegenover de getroffen kerk in Alexandrië bevonden, na de aanslag uit de moskee stroomden om onder het luid roepen van ”Allahoe akbar” op de lichamen van de gedode kopten te springen. Het zette grote vraagtekens bij het beweerde broederlijk samenleven van moslims en christenen in Egypte.
Toen volgden de dramatische ontwikkelingen op het Tahrirplein in Caïro en het vertrek van de Egyptische president Mubarak. Egypte werd het centrum van wat men de Arabische lente ging noemen en de media werden niet moe te herhalen dat moslims en kopten gezamenlijk een nieuw, democratischer Egypte wensten. Er werd weinig aandacht besteed aan de oproep van de koptische paus Shenuda III, die kopten adviseerde om niet aan de demonstraties deel te nemen.
Hij wist dat de situatie van zijn kerk onder Mubarak niet rooskleurig, was maar hij had redenen om democratie in Egypte te vrezen. Democratie betekent immers de wil van de meerderheid, maar wat als deze meerderheid de scheiding van godsdienst en staat afwijst, evenals religieuze vrijheid voor de koptische minderheid?
Sinds het vertrek van president Mubarak op 8 februari was er in Egypte sprake van een beangstigende toename van georganiseerd geweld tegen kopten. Talloze kerken zijn er de afgelopen maanden verwoest of in brand gestoken, wat werd geïnterpreteerd als een gevolg van de heersende chaos en het algemene gebrek aan veiligheid.
Het waren echter de gebeurtenissen in Caïro van afgelopen zondag die duidelijk maakten dat er meer aan de hand is. Om een aantal redenen kan deze dag worden beschouwd als een omslagpunt, in Egypte zelf en in de westerse publieke opinie over de Arabische lente.
Het illustreerde allereerst hoe gemakkelijk in Egypte sektarisch geweld kan losbarsten dat de potentie heeft het land mee te sleuren in een complete burgeroorlog. Waarin, anders dan in Irak, niet soennieten en sjiieten, maar christenen en moslims tegenover elkaar komen te staan, zoals enkele decennia geleden tijdens de bloedige burgeroorlog in Libanon.
Zondag 9 oktober maakte ook een einde aan het fabeltje dat het Egyptische leger een neutrale partij vormt die de Egyptische bevolking als geheel beschermt. De beelden van pantservoertuigen die met grote snelheid op ongewapende kopten inreden, staan nog op het netvlies. De Arabische lente lijkt een sinistere fase te zijn ingegaan die voor de toekomst weinig goeds voorspelt.
De gebeurtenissen van zondag lijken echter ook een keerpunt te betekenen voor de kopten zelf, die niet langer bereid zijn om voortdurende vernederingen te accepteren. Het protest van de kopten was gericht tegen de verwoesting van een kerk in de zuidelijke provincie Aswan, en de gang van zaken rond deze kerk licht een tipje op van de sluier die de moeilijke dagelijkse realiteit van de kopten lange tijd voor de buitenwereld verborg.
De kerk in kwestie betreft de St. George in Edfu. De kerk was dringend aan renovatie toe en de gouverneur van de provincie Aswan had hiervoor officieel toestemming gegeven. Toen begonnen echter de problemen. Stadsgenoten begonnen te klagen dat „het kruis op de kerk moslims en hun kinderen irriteerde” en eisten daarom dat het kruis en de kerkklokken verwijderd werden.
Koptische kerkleiders, die begrepen hoe ontvlambaar de huidige situatie in Egypte was, gaven tot grote woede van hun achterban toe. Dit stemde de moslims echter niet tevreden. Zij eisten vervolgens dat de koepel van de kerk verwijderd zou worden. Aangezien dit waarschijnlijk zou leiden tot de instorting van de kerk, werd deze nieuwe eis door de koptische kerkleiding verworpen.
De finale volgde op 30 september, toen een woedende menigte na het vrijdaggebed niet alleen de kerk in brand stak maar ook een groot aantal woningen van kopten. Ondertussen keken soldaten lachend toe. Volgens getuigenverklaringen zou het hoofd van de veiligheidsdienst in Edfu de muitende menigte zelfs geleid hebben. Zoals gewoonlijk werd er niemand gearresteerd, laat staan veroordeeld.
Dit was al de vijfde kerk die de afgelopen maanden in Egypte werd verwoest, en het protest van de kopten afgelopen zondag was vooral gericht tegen de straffeloosheid waarmee dit gebeuren kan. Het dramatisch verloop van dit protest is nagenoeg bekend en laat enkele verontrustende ontwikkelingen zien.
Ten eerste werden „eerlijke Egyptenaren” door de staatsmedia opgehitst om zich tegen de kopten te keren. Samuel Tadros, een Egyptisch onderzoeker die voor het Amerikaanse Hudson Institute werkt, komt na een zorgvuldige analyse van een aantal video’s tot de conclusie dat een deel van het Egyptische leger deze beruchte 9e oktober bevelen van de legertop negeerde. Hij verklaart dit door erop te wijzen dat 90 procent van de soldaten dienstplichtigen zijn die voor een jaar in het Egyptische leger dienen. Deze militairen zijn net als de rest van de Egyptische samenleving beïnvloed door de staatspropaganda en islamitische prediking, die beide een vijandig beeld van de kopten schetsen.
Volgens Samuel Tadros had de Egyptische legertop, die internationale repercussies vreesde, bevolen geen geweld te gebruiken tegen de kopten, maar sloeg een groot gedeelte van de soldaten deze bevelen in de wind.
Na zondag kan niet langer worden volgehouden dat het geweld tegen kopten uitsluitend afkomstig is van kleine, marginale groepen radicalen. Op beelden van Al-Jazeera was te zien hoe de volgende dag de begrafenisstoeten van de koptische slachtoffers door moslims werden bekogeld met stenen en zelfs met molotovcocktails.
Men zou kunnen stellen dat het geweld tegen christelijke minderheden in de Arabisch-islamitische wereld ook iets zegt over de mentaliteit van de meerderheid. Vandaar dat de Syrische patriarch Ignatius Yusef Yunan enkele dagen geleden zei dat het Westen niet zozeer de nadruk zou moeten leggen op democratie, maar eerder op het naleven van de mensenrechten, waaronder het belangrijke recht om in vrijheid en zonder angst je godsdienst te kunnen uitoefenen. Zonder dit recht loopt een democratie het gevaar te verworden tot de dictatuur van de religieuze meerderheid. De ontwikkelingen in Egypte, maar vooral ook in Syrië hebben kerkelijke leiders in de Arabische wereld gealarmeerd. Waarmee christenen in de ongemakkelijke positie terechtkomen dat het lijkt alsof zij dictatoriale regimes steunen.
Dat de vrees van de christelijke kerken in het Midden-Oosten voor de onvoorspelbare gevolgen van de Arabische lente in het Westen veelal niet begrepen wordt, werd enkele weken geleden in Frankrijk duidelijk. De nieuwe maronitische patriarch van Libanon, Bechara Rai, bracht een staatsbezoek aan Frankrijk en werd hier ontvangen door de president Sarkozy en de Franse minister van Buitenlandse Zaken. Tijdens dit bezoek waarschuwde patriarch Rai dat de val van het Syrische regime een regelrechte ramp kan betekenen voor de christenen in zowel Syrië als Libanon. Hij wees erop dat de door het Westen gesteunde Syrische oppositie wordt gedomineerd door de Syrische moslimbroeders.
De Franse autoriteiten waren buitengewoon ontstemd over de woorden van de Libanese patriarch. Het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken publiceerde zelfs een officiële verklaring waarin werd gesteld dat men „teleurgesteld was door de onverwachte uitlatingen van de patriarch.” En toen Rai vervolgens naar de Verenigde Staten reisde, werden op het laatste moment zijn geplande bezoeken aan president Obama en de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Hillary Clinton, geannuleerd. Volgens Libanese media onder Franse druk.
De terreurorganisatie al-Qaida en fundamentalistische salafisten richten niet alleen hun haat tegen de christelijke minderheden omwille van hun christen-zijn, maar ook en vooral vanwege de principes en waarden waar deze christelijke gemeenschappen voor staan. Zoals de gelijkberechtiging van allen voor de wet, onderwijs voor meisjes en de scheiding van de politieke en de religieuze macht.
De tragiek wil dat islamitische radicalen zich er terdege van bewust zijn dat dit allemaal typisch christelijke uitgangspunten zijn, in tegenstelling tot het Westen, dat veelal vergeten is dat zijn grondslagen en fundamenten christelijk zijn.
Het geweld tegen christenen in de islamitische wereld weerspiegelt daarom in zekere zin de afkeer bij islamitische radicalen van alles wat vooruitgang en vooral moderniteit is.
Het goede nieuws is dat steeds meer Arabische intellectuelen zich hiervan bewust zijn en in de bescherming van de christelijke presentie in hun midden een voorwaarde zien om de toekomst en de bloei van hun Arabische samenlevingen veilig te stellen.