Mr. G. Holdijk (SGP): Vrijheid en gelijkheid in botsing
In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Gisteren sprak mr. G. Holdijk (SGP).
In de Bijbel (Rom. 13:4a) lezen we dat de overheid in dienst van God staat, ons ten goede. Wanneer de overheid daar serieus werk van maakt, wordt de bescherming van degenen die het goede doen een feit. Dat doen zij door het recht te stellen en te handhaven. Het recht is immers het gebinte van het gebouw van de liefde. De liefde kan in een gemeenschap niet verwerkelijkt worden zonder de vormen van het recht.
De bescherming van de burgers onderling, maar vooral tegen de macht van de staat is vastgelegd in onze Grondwet. Daarin treffen we reeds vanouds een aantal vrijheidsrechten aan: de vrijheid van godsdienst, van vereniging, van meningsuiting, van onderwijs et cetera. Die vrijheidsrechten zijn niet los te zien van de christelijke wortels van onze cultuur.
Sinds 1983 kennen wij een artikel 1 van de Grondwet dat het recht op gelijke behandeling en het verbod van discriminatie vastlegt. En wie is niet voor gelijke behandeling, tegen willekeur en tegen discriminatie? Bij enig nadenken kunnen we echter ook vaststellen dat de bescherming van de vrijheid en die van de gelijkheid met elkaar in botsing komen. In wezen gaat het dan om een botsing van individuele en gemeenschappelijke vrijheidsrechten enerzijds en politiek-maatschappelijke belangen die voor iedereen dezelfde rechten en vrijheden willen realiseren anderzijds. Dit laatste vraagt om een enorme inzet en eventueel drang vanwege de staat, ten koste van de vrijheidsrechten. Inbreuken op de vrijheid van gezinnen, scholen, politieke partijen, geloofsgemeenschappen en zelfs op het persoonlijk geweten worden dan mogelijk.
De klassieke onderscheiding tussen de publieke sector en de private sector schuift op richting de publieke sfeer. Dat leidt tot een steeds groter beslag van de staat op het private leven van burgers. Deze ontwikkeling heeft niet geringe bezwaren. Het is ingrijpend dat het streven naar meer gelijkheid zich keert tegen de verbinding tussen politiek en geloof; meer precies gezegd, tegen de traditie van de christelijke moraal gebaseerd op Gods geboden.
Anders gezegd: als de Bijbels-christelijke grens tussen het goede en het kwade vervaagt of vervangen wordt door een andere grens, gebaseerd op emancipatie en zelfbeschikking van de mens, vergruist het fundament onder onze vrijheidsrechten. Dan kan recht onrecht worden en omgekeerd. Dan is de weg geopend naar de verabsolutering van het staatsgezag. Tolerantie moet het dan afleggen tegen gelijkheidsdwang.
Christenen kunnen deze ontwikkeling niet in eigen kracht keren. In gebed, in geloof en in debat, in het parlement en daarbuiten, zal overtuigend duidelijk gemaakt moeten worden dat de gelijke behandelingsvorm niet fout is, integendeel, al moet er ruimte voor diversiteit blijven. De toepassing van deze norm moet echter niet losgemaakt worden van de traditionele, Bijbels geïnspireerde waarden en normen.
Als dat niet gebeurt, komt de vrijheid van de individuele christenburgers (en joden) alsmede die van hun verbanden in het gedrang. Dan wordt gelijkheid de vijand van de vrijheid. Dan dreigt de totalitaire staat die mensen ondergeschikt maakt aan Gode vijandige machten.
De auteur is senator voor de SGP.