Experts: Er was MKZ bij Teunissen in Kootwijkerbroek
DEN HAAG – Er was mond-en-klauwzeer (MKZ) aanwezig in het monster dat in maart 2001 is genomen op het bedrijf van veehouder Teunissen in Kootwijkerbroek en in een laboratorium is getest.
Dat is volgens staatssecretaris Bleker (Landbouw) de conclusie van twee onafhankelijke experts die onderzoek hebben gedaan naar de tests op het monster van een dier van Teunissen. Bleker heeft hun bevindingen dinsdag naar de Tweede Kamer gestuurd.
„De onafhankelijke experts stellen (…) dat de conclusie dat MKZ-virus van type O aanwezig was in monster nr. 26.1 gerechtvaardigd is”, schrijft Bleker. De experts uiten daarnaast kritiek op de gevolgde testprocedure. Ze hekelen onder meer de „inconsequente benadering bij het testen in de Elisa” en geven aan dat het uitslagrapport van 28 maart „slechts melding maakt van een van de drie geaccrediteerde testen, namelijk de virusisolatietest.”
Uit hun rapport blijkt dat er indertijd een tweede test is gedaan (op 1 april 2001) op het monstermateriaal van Teunissen. Uit die test bleek, anders dan uit de eerste, geen MKZ-besmetting. Om die test is vanuit de Kamer en de regio steeds gevraagd. Zo’n second opinion is altijd geweigerd door Brinkhorst, maar nu blijkt dat hij dus wel is uitgevoerd.
Lau Jansen van de Stichting Onderzoek MKZ Crisis Kootwijkerbroek gaf woensdagmorgen aan dat er een nieuwe hoorzitting komt naar aanleiding van het rapport. Daarna, voor eind dit jaar, hoopt Bleker een definitieve uitspraak te doen over de juistheid van de in 2001 gevolgde procedures.
Jansen plaatst kritische kanttekeningen bij het rapport. „De experts inventariseren bevindingen, en daarna trekken ze een conclusie. Opmerkelijk is dat een deel van de bevindingen in de conclusie niet terugkeren, en dat een deel van de conclusie niet terug te vinden is in de bevindingen. Met andere woorden: bevindingen en conclusie zijn incongruent.”
Hij noemt de experts ook niet onafhankelijk: „Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de staatssecretaris om zijn positie in de lopende bezwaarprocedure te ondersteunen. Het is dus nadrukkelijk geen onafhankelijk en onpartijdig onderzoek.”
Verder stelt hij dat nergens in het rapport blijkt dat de experts „kennis hebben genomen van de uitspraken van het College van Beroep (CBb), de correspondentie met de Tweede Kamer en de bezwaren van de veehouders.” Het expertrapport kan daarom niet volledig worden genoemd, meent Jansen. „Een deel van de bezwaren van de veehouders is in het expertrapport niet behandeld en zelfs niet aangestipt.”
Andre Bianchi, directeur van het Centraal Veterinair Instituut, gaf dinsdag in het Agrarisch Dagblad aan dat hij verheugd is over de bevindingen van de experts. Volgens hem zou, „om een snelle voortgang van de diagnostiek te garanderen”, destijds soms zijn afgeweken van de juistheid van de procedures.
De twee experts die het onderzoek hebben uitgevoerd zijn Nigel Ferris van het Institute for Animal Health in Pirbright (Verenigd Koninkrijk) en Kris De Clerq van het Veterinary and Agrochemical Research Center in Ukkel (België).