Dat zei H. Wijffels, voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER), woensdag tijdens zijn Sicco Mansholt-lezing voor de Vereniging van Europese Journalisten.

De regering overschat het belang van de Europese langetermijnbegroting, vindt Wijffels. „Nederland moet zijn vetorecht op de EU-begroting niet willen handhaven, want als wij dat hebben, zijn er nog 24 landen die het ook kunnen gebruiken.”

De Europese regelgeving is veel belangrijker, meent de SER-voorzitter. „De Europese integratie is ons land zeer ten goede gekomen. De meeste export gaat naar EU-landen. Daar ligt de kern van ons nationaal belang bij Europa.”

De fixatie op de vermeende tegenstelling tussen grote en kleine landen in de EU is volgens Wijffels te wijten aan het Nederlandse wantrouwen tegen Frankrijk. „Traditioneel vinden we het moeilijk Frankrijk te vertrouwen. Maar deze fixatie heeft ons parten gespeeld tijdens de Conventie en zal ook onze beoordeling van de grondwet beïnvloeden”, denkt Wijffels.

De uitkomsten van de Conventie zijn volgens hem „niet heilig”, maar wel „oneindig veel beter dan de huidige status-quo.” De regering moet volgens Wijffels op de Intergouvernementele Conferentie „voortbouwen op de suggesties die de Conventie heeft gedaan. Nederland moet durven kiezen voor de effectiviteit van de besluitvorming in de EU. Een vaste voorzitter van de Europese Raad past daarbij en is beter dan een roulerend voorzitterschap, waarbij landen als Malta ook aan de beurt komen.”

De EU moet zich actiever gaan richten op het gemeenschappelijk buitenlands beleid, vindt Wijffels. „Maar we moeten niet teveel illusies hebben over dat beleid”, aldus de SER-voorzitter. Eerst moeten Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië het eens worden, anders is een gemeenschappelijk buitenlands beleid in de EU niet mogelijk.