Binnenland

Rechtbanktekenaar houdt van verdachte met woest uiterlijk

Wat hebben topcrimineel Willem Holleeder, Ferdi E. (ontvoerder van Gerrit-Jan Heijn), verpleegkundige Lucia de Berk, terrorist Mohammed B. en zedenmisdadiger Robert M. gemeen? Van hen allen zijn rechtbanktekeningen gemaakt.

J. Visscher

22 September 2011 20:24Gewijzigd op 14 November 2020 16:46
Rechtbanktekeningen van de Haagse verpleegkundige Lucia de Berk, eerst veroordeeld tot levenslang en later vrijgesproken, veroorzaakten commotie. Op deze tekening, van Jan Hensema, zou de vrouw te hekserig staan afgebeeld. Foto uit besproken boek
Rechtbanktekeningen van de Haagse verpleegkundige Lucia de Berk, eerst veroordeeld tot levenslang en later vrijgesproken, veroorzaakten commotie. Op deze tekening, van Jan Hensema, zou de vrouw te hekserig staan afgebeeld. Foto uit besproken boek

Mannen met grote baarden en witte haren, een woest uiterlijk. Die zijn „heel fijn om te tekenen”, zegt rechtbanktekenaar Felix Guérain in het vandaag uitgekomen boek ”Verdachte portretten” (uitg. Bas Lubberhuizen, ISBN 978 90 5937 304 4) van Parooljournalist Paul Arnoldussen.

Daarin spreekt zo’n tien (voormalige) rechtbanktekenaren over hun vak. ”Verdachte portretten” is een uitvloeisel van de gelijknamige expositie, die vandaag in het Amsterdamse Persmuseum is geopend. Daar zijn tientallen rechtbanktekeningen uit de afgelopen decennia te zien, ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van de rechtspraak in Nederland.

Ook tekenaar Peter van Straaten houdt van karakteristieke koppen. Zo herinnert hij zich rechter Knottenbelt. „Met een verrukkelijke snor en een verrukkelijke mond. Hij leek op minister Luns en had ook diens humor.”

Voor een rechtbanktekenaar is het mooi meegenomen als een verdachte niet al te beweeglijk is. Aloys Oosterwijk, in het boek geciteerd uit een interview op de Amsterdamse zender AT5: „De penoze is druk, adhd is een groot woord, maar ze bewegen veel. Die mensen leven onder spanning. Kijken voortdurend achterom. Boeven die op zich geen criminelen zijn, zitten er heel gelaten bij. Die zitten in zo’n groef van hun leven. Voor een tekenaar is dat een verademing.”

Media in Nederland publiceren zelden foto’s van verdachten. Al tientallen jaren plaatsen kranten rechtbanktekeningen.

Het publiceren van die tekeningen ging de afgelopen decennia niet altijd zonder slag of stoot, schetst Arnoldussen. In „progressieve kringen” gold het tonen van tekeningen van verdachten als „sensatiezoekerij, stigmatisering, een vorm van heksenjacht.” Meer dan eens lag de rechter dwars.

De Raad voor de Journalistiek was in 1980 niet blij met rechtbanktekeningen. De raad achtte publicatie van tekeningen destijds „in contrast met de goede journalistieke gewoonte om op foto’s de verdachte persoon zo veel mogelijk onherkenbaar te maken.”

Rechterlijk Nederland is niet bepaald eenduidig over het al dan niet toestaan van rechtbanktekenaars. Een in 2003 door de gerechten opgestelde Persrichtlijn meldt nog dat er van verdachten en getuigen geen tekeningen mogen worden gemaakt tenzij die daarvoor uitdrukkelijk toestemming geven.

Prof. mr. Gerard Schuijt, emeritus hoogleraar mediarecht, bekritiseerde de richtlijn. Hij stelt dat het maken van een tekening de privacy van een geportretteerde niet schendt. In de Persrichtlijn van 2008 worden de teugels kennelijk gevierd. Dan wordt één zin gewijd aan rechtbanktekeningen, schrijft Arnoldussen. „Tijdens de zitting kunnen tekeningen worden gemaakt.”

In 1984 maakte een advocaat van een van de verdachten van de ontvoering van Alfred Heineken en diens chauffeur Ab Doderer bezwaar tegen een tekening van zijn cliënt in De Telegraaf en de vertoning ervan op het NOS Journaal. De rechter gaf uiteindelijk groen licht voor de rechtbanktekening, omdat hij „controle op het maatschappelijk, economisch en cultureel belang” in dit geval zwaarder vond wegen dan het „persoonlijk belang” van de verdachte.

Het valt tekenaar Felix Guérain op dat de „grote advocaten” niet zo’n punt maken van een rechtbanktekening van hun cliënt. „Opvallend genoeg is het meestal de tweede garnituur die bezwaar heeft.” Zijn collega Aloys Oosterwijk: „De advocaat van Mink K. kwam een keer op me afgelopen en deelde mee dat Mink K. niet getekend wilde worden. Toen kwam hij zelf op me af en zei: „Als ik er een beetje knap op sta, heb ik er geen moeite mee.””

Soms leidt een rechtbanktekening tot commotie. Zo ontstond er opschudding over de manier waarop de Haagse verpleegkundige Lucia de Berk werd afgebeeld. De vrouw kreeg aanvankelijk levenslang voor de moord op diverse patiënten, maar werd later vrijgesproken. Omstreden is een door Jan Hensemsa gemaakte rechtbanktekening van de verpleegkundige (zie tekening op deze pagina), waarop de vrouw een heksige indruk maakt. Volgens Metta de Noo, pleitbezorger van De Berk, heeft de vrouw zeer geleden onder tekeningen die er van haar gemaakt zijn.

Chris Roodbeen (1930), al jaren werkzaam voor De Telegraaf en veteraan onder de rechtbanktekenaars, veegt de vloer aan met de tekening van Hensema. „Het was vreselijk hoe hij die vrouw heeft afgeschilderd. Echt schandalig.” Hensema: „Ik ga mijn hoofd niet op een hakblok leggen. Overigens is mijn eerste tekening van Lucia aangekocht door haar raadsman, Ton Visser. Hij vond de gelijkenis treffend.”

Sommige personen zijn lastig te tekenen. Zo is kennelijk advocaat mr. Bram Moszkowicz moeilijk op papier te krijgen. Felix Guérain: „Het is toch een knappe man, een begaafd advocaat, maar iedereen heeft moeite met hem. Ik heb hem nog nooit goed getekend gezien. En hoe dat nou komt… Misschien heeft hij een soort schild om zich heen waar je niet doorheen breekt.” Moszkowicz zelf: „Chris Roodbeen tekent mij vrij redelijk. Maar als ik zijn tekeningen van mij zie, moet ik toch vooral aan mijn vader denken.”

Tijdens hun tekenwerk in de rechtszaal worden de tekenaars geconfronteerd met duistere, criminele zaken. Aloys Oosterwijk: „Een echtpaar had illegaal een baby geadopteerd. Dat dikkige meisje, die dunne man, een beetje sneue mensen die de verkeerde beslissing hadden genomen. Alles was treurig aan die zaak en die baby waren ze ook kwijt.” Schokkend voor Felix Guérain was de rechtszaak rond het meisje van Nulde. Het mishandelde kind werd na haar dood in stukken gesneden. „Zoals er met haar is afgerekend. Ik reed huilend terug. Ik had een kleindochter van diezelfde leeftijd, daar zal het ook mee te maken hebben gehad.”

Onder de geportretteerden is een „levendige belangstelling” voor het tekenwerk. Tekenaar Jan Hensema trof eens een verbolgen rechter die vroeg: „Heb ik zeven onderkinnen?” Aloys Oosterwijk kreeg een „leuk” bedankbriefje van de moslimterrorist Noureddin el F., die bij zijn arrestatie in 2005 in het bezit was van een machinepistool en die is veroordeeld voor het beramen van een aanslag. Bij het programma Goedemorgen Nederland zei Oosterwijk: „Noureddin wilde er graag lachend op komen te staan. Heb ik gedaan.”

De expositie ”Verdachte portretten” is tot 6 november in het Persmuseum te zien. Daarna worden de rechtbanktekeningen vertoond in rechtbanken en gerechtshoven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer