Opinie

”Goddelijke vonkjes” verdienen nadere doordenking voor opvoeding

De „goddelijke vonkjes” in de mens na de zondeval verdienen nadere doordenking met het oog op de christelijke opvoeding, vindt Dries van Dieren.

22 September 2011 20:22Gewijzigd op 14 November 2020 16:45

In RD 17-9 voeren schoolleider Van Hartingsveldt, theoloog Van den Belt en lerarenopleider Murre een interessant gesprek over de identiteit van het reformatorisch voortgezet onderwijs. Een uitspraak van Van Hartingsveldt bleef bij mij hangen. „Ons mensbeeld is vooral negatief gekleurd”, zo zegt hij. „Maar de mens is ook geschapen naar Gods beeld. Calvijn heeft het over goddelijke vonkjes die na de zondeval in de mens zijn overgebleven. Daar zijn we verlegen mee. Wat we theologisch weten, kunnen we niet in pedagogisch handelen omzetten.“

Het viel me op dat deze opmerking verder bleef liggen in het gesprek. Als reformatorische christenen weten we inderdaad weinig raad met de ”vonkjes” van Calvijn. We leggen vooral het accent op „hanteren, controleren en corrigeren”, zoals Van Hartingsveldt zegt. We slagen er op een of andere manier niet in de link te leggen tussen het Bijbels gedachtegoed en het leven van alle dag.

Hoe kan het bijvoorbeeld bestaan dat we een kind een compliment geven wanneer hij op eigen initiatief zijn broertje liefdevol helpt, terwijl we ook belijden dat we „onbekwaam zijn tot enig goed”? Kennelijk staan we dubbel in de praktijk van het leven.

Volgens mij komt dat omdat we geen raad weten met juist die eigenschappen die de mens in het dagelijks leven tot mens maken. Ik denk daarbij aan het vermogen tot reflectie en het willen realiseren van existentiële waarden. Dat moeten we in onze jeugd leren en ons hele leven blijven oefenen; ook, misschien wel juist, wanneer we ons kind van God weten. Zie de aanwijzingen voor het dagelijks leven in de verschillende brieven van de apostelen.

Als we beseffen dat we deze vermogens slechts ontvangen hebben, kan dat ons voor hoogmoed bewaren. En als we met deze gaven aan de slag gaan, ervaren we dat we bevlekt zijn met zonde. Bijvoorbeeld omdat we handelen om waardering te ontvangen, of uit louter plichtsbesef in plaats van uit liefde die zichzelf niet zoekt. Voor deze moeizame weg beschikken we over Bijbelse termen: opgroeien in de genade, strijd tussen vlees en geest en dagelijkse bekering.

Bij „hanteren, controleren en corrigeren” gaan we ervan uit dat het kind leert door middel van extrinsieke motivatie. Een kind leert echter graag nieuwe dingen uit de bron van zijn intrinsieke motivatie: het zit er dus kennelijk in. We steunen het kind door het aan te spreken op zijn “vonkjes” – misschien ook wel op de Geest Die in het kind woont (Gal. 5:16).

Juist in de opvoeding komt de relatie tussen het Bijbels gedachte­goed en de praktijk van alledag uitdrukkelijk naar voren. Kinderen vragen van volwassenen transparantie en authenticiteit. Ze prikken door externe (niet-doorleefde) regels van volwassenen heen. Van Hartingsveldt vraagt dan ook aandacht voor karaktervorming.

Mag ik theologen onder ons vragen aandacht te besteden aan de “vonkjes”? Vonkjes in de vorm van eigenschappen van de mens en de verantwoordelijkheid die de mens draagt voor het leven van alledag, ook voor het geheiligde leven. Dan kunnen de pedagogen (en ook bijvoorbeeld hulpverleners en pastores) weer verder.

De auteur is lezer te Ede.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer