Voorlopig alleen kosten en geen baten in Irak
„Het wordt tijd dat de regering ons nu eens eerlijk informeert over de werkelijke kosten van de bezetting van Irak”, aldus Republikeins senator Richard Lugar, voorzitter van de commissie buitenland van de Amerikaanse Senaat. De kritiek van Lugar kwam na een uitgebreid bezoek aan Irak door een groep senatoren die niet onder de indruk waren van wat zij daar aantroffen.
De Amerikanen hebben momenteel 145.000 man troepen in Irak gestationeerd om de chaos en de onveiligheid het hoofd te bieden. Dat is meer dan zij nodig hadden voor de invasie die een eind maakte aan het regime van Saddam Hussein. Dat men zo’n grote troepenmacht nodig zou hebben was al voorspeld voor het militaire offensief begon, maar plaatsvervangend minister van Defensie Paul Wolfowitz had die waarschuwing afgedaan als „volkomen overdreven.” Zijn baas, minister van Defensie Donald Rumsfeld, meende zelfs dat de VS na het offensief „hooguit” 30.000 man troepen nodig zouden hebben.
Het vijfvoudige van dat aantal valt beslist duurder uit. Geen wonder dat de parlementariërs aandringen op samenwerking met het buitenland om kosten te besparen en om de Amerikaanse militairen te ontlasten. Rumsfeld voelde daar aanvankelijk weinig voor. Hij wilde de verantwoordelijkheid voor de wederopbouw van Irak niet delen met landen die Washingtons militaire plannen in de VN-Veiligheidsraad kritiseerden. „Dat is onzin; wij kunnen dit niet alleen aan. Alleen met internationale samenwerking is de opbouw van een democratisch Irak met een gezonde economie mogelijk”, meent Democratisch senator Chris Dodd.
Hij verwijt de Republikeinse regering van president Bush dat die wel oorlogen kan plannen -eerst in Afghanistan en vervolgens in Irak- maar dat Washington het daarbij laat en geen aandacht besteedt aan de daaropvolgende wederopbouw. „De situatie in Afghanistan is precair, de situatie in Irak is op z’n zachtst gezegd chaotisch”, aldus Dodd. „Het lijkt wel of niemand op verzet rekende. Heeft men werkelijk alleen juichende menigten verwacht? De plunderingen verrasten de militairen volkomen! Het CPA (Coalition Provisional Authority, het Voorlopig Bestuur van de Coalitie, red.) doet zijn best, maar gedraagt zich vaak ook arrogant en vervreemdt daardoor de gematigde Iraakse krachten van zich.”
De meeste senatoren die Irak bezochten verwachten dat de VS en hun bondgenoten op zijn minst vijf jaar nodig hebben om in Irak orde op zaken te stellen. „Amerikaanse en Britse troepen worden dagelijks aangevallen en er vallen regelmatig doden”, zegt analist Charles Pena van het Cato Research Instituut in Washington. „Volgens Rumsfeld is er geen sprake van een guerrilla door troepen die aan Saddam Hussein trouw zijn gebleven, maar daar lijkt het toch wel veel op. Dat betekent dat niet alleen de financiële kosten van de bezetting veel hoger uitvallen dan Washington verwachtte, maar ook de politieke kosten. In toenemende mate vraagt het thuisfront zich af of dit allemaal wel de moeite waard is, zeker nu er nog steeds geen massavernietigingswapens zijn gevonden - het belangrijkste argument om tegen Irak op te treden.”
Saddam-getrouwen of opposanten van de geallieerde bezetting bestoken niet alleen militairen maar ook economische doelen zoals oliepijpleidingen. Dat vertraagt de toch al moeilijke economische opbouw van het land. „De Amerikanen deden het vóór de invasie voorkomen alsof zij de oliekraan maar hoefden open te draaien en de dollars voor de wederopbouw zouden binnenstromen. De olie-industrie leed tijdens de oorlog weliswaar weinig schade, maar de infrastructuur werd onder Saddam schromelijk verwaarloosd. Dat is Washingtons inlichtingendiensten blijkbaar ontgaan. Het kost dus tijd en geld om dat allemaal weer op te bouwen”, zo meent de Amerikaanse oud-diplomaat Peter Galbraith, die Irak onlangs bezocht.
Aanslagen op pijpleidingen en andere economische doelen maken Irak niet erg aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders die Washington en Londen hopen aan te trekken omdat men er weinig voor voelt de kosten van de wederopbouw alleen te dragen. De huidige situatie kan leiden tot twee ontwikkelingen, zeggen onderzoekers van het adviesbureau Kroll in New York, dat voor bedrijven politieke investeringsrisico’s toetst. Of de huidige problemen rond de Iraakse infrastructuur maken de komende zes maanden hooguit een bescheiden economisch herstel mogelijk, of de veiligheidssituatie verslechtert verder en het land zinkt weg in een gewelddadige chaos die kan uitmonden in een gewapende opstand.
Hoewel Washington officieel het „volste vertrouwen” heeft in de wederopbouw van Irak volgens westers model, maakt men zich in het Witte Huis wel degelijk zorgen. Daar geldt namelijk nog maar één prioriteit: de herverkiezing volgend jaar van de Republikeinse president George W. Bush. „Elke dode die nu nog in Irak valt en elke politieke tegenslag vormen een bedreiging voor Bush’ herverkiezing. Als er de komende zes tot twaalf maanden een opstand uitbreekt, is dat politiek niet gunstig voor de president. En als het aantal doden tijdens de bezetting het aantal van de oorlog zelf overstijgt is dat ook een negatief punt, dat de Democraten volgend jaar zeker zullen uitbuiten”, zo meent Charles Pena.
„De menselijke kosten, de financiële kosten en de politieke kosten kunnen voor Bush hoog oplopen”, aldus Peter Galbraith. „Bovendien is het voor de president te hopen dat men uiteindelijk de verboden massavernietigingswapens vindt, want als dat niet lukt, wordt zijn geloofwaardigheid openlijk aan de orde gesteld zoals dat nu in Londen met premier Tony Blair gebeurt. Je ziet in de laatste peilingen al dat de Amerikanen kritischer worden, hoewel Bush nog steeds op een meerderheid van zijn landgenoten kan rekenen. Maar dat vertrouwen is geen blanco cheque. Honderden families hebben hun zonen geofferd voor deze kruistocht van Bush. Als die in een politiek moeras eindigt en de offers zinloos blijken, zal men volgend jaar november in het stemhokje met Bush afrekenen.”