Volkert van der G. is er nog niet uit
Volkert van der G. zou niet nog eens een moord op een omstreden politicus plegen. Maar of hij berouw heeft over de aanslag op Pim Fortuyn, kan hij niet zeggen. „Ik ben er niet uit”, zei hij dinsdag tijdens de behandeling in hoger beroep bij het gerechtshof in Amsterdam.
Ook de afgelopen maanden heeft Van der G. over de liquidatie op 6 mei 2002 nagedacht. „Het is me niet in de kouwe kleren gaan zitten. Ik ben nog steeds bezig de aanslag een plaats te geven. Ik heb gesprekken gevoerd met mensen uit mijn omgeving en met de dominee.”
In de cel is het lastig om de gevolgen van zijn daden onder ogen te zien, vertelde Van der G., aldoor behoedzaam formulerend. „De isolatie brengt met zich mee dat een deel van de gevolgen abstract blijft. Je voelt niet wat er in de samenleving omgaat.”
Opvallend was dat hij open zei te staan voor een onderhoud met de nabestaanden van Fortuyn. „In de eerste plaats kan dat de nabestaanden helpen de dood van hun familielid een plaats te geven. In de tweede plaats is het goed voor mijn eigen inzicht. Wat heb ik aangericht? Ik probeer me niet af te keren van de consequenties van mijn daad. Ik probeer een en ander te verinnerlijken.”
Marten Fortuyn zei desgevraagd niets te voelen voor een gesprek met Van der G., ondanks het feit dat hij de milieuactivist daar een jaar geleden toe opriep. Fortuyn: „Deze man toont totaal geen gevoel. Het is een onmens. Daarom voel ik niets voor een gesprek, al helemaal niet met twee bewakers erbij.”
Opmerkelijk was dat de raadsheren van het hof Volkert van der G. de duimschroeven dinsdag steviger aandraaiden dan de rechters drie maanden terug. Beduidend stelliger dan rechter mr. F. Bauduin in maart bij de rechtbank, liet raadsheer mr. J. Chorus dinsdag zijn verontwaardiging over de moord op Fortuyn blijken. Zo betitelde de magistraat een verklaring van Van der G. op de avond van 6 mei 2002, waarin de milieuactivist opschrijft een politiek motief te hebben voor de moord, als een „koel, kleurloos verhaal.”
„Het kan zijn dat u gestoord bent”, liet Chorus zich ontvallen. Toen die opmerking vervolgens een daverend applaus van Fortuyn-aanhangers op de publieke tribune opleverde, maande de magistraat onmiddellijk tot stilte.
Ondanks de stevige ondervraging, weigerde Van der G. zijn daad zonder meer te veroordelen.
Rechter Chorus: „Ziet u het als een fout?”
Van der G.: „Het doden van dieren en mensen is in het algemeen verwerpelijk.”
Rechter Chorus: „Dat is een algemene opmerking. Ik vraag u iets concreets. Vindt u het fout dat u de heer Fortuyn heb doodgeschoten?”
Van der G.: „Daar ben ik niet over uit.”
Wel zei de Harderwijker dinsdag vóór 6 mei „onvoldoende” te hebben nagedacht over de gevolgen voor de nabestaanden van Fortuyn. Eerder verklaarde Van der G. nog het leed van familie van ondergeschikt belang te vinden. „Een zeldzaam cynische opmerking”, aldus raadsheer Chorus.
Aanklaagster mevrouw mr. I. van Asperen de Boer-Delescen wilde van de Harderwijker weten wat hij voelde toen hij, liggend in de struiken op het Hilversumse Media Park, Fortuyn via de luidspreker tijdens een interview hoorde praten. Van der G., na een lang stilzwijgen: „Ik had aarzelingen. Ik vind het moeilijk om gevoelens onder woorden te brengen. Pas toen ik ging lopen, dacht ik: Nu moet het gebeuren.”
Ook bij het hof zei Van der G. in Fortuyn een groot gevaar te zien voor kwetsbare groepen in de samenleving. Mens en dier zijn voor de milieuactivist gelijk. Typerend was dat hij dinsdag expliciet de nertsen als mogelijke slachtoffers noemde voor het geval Fortuyn aan de macht zou komen.
Van der G. aarzelde niet om zijn opponenten te corrigeren of met hen in discussie te gaan. Noemde Chorus hem „rechtlijnig”, Van der G. had het liever over „niet wispelturig.” Sprak de raadsheer van „fanatiek” optreden van de Harderwijker, dan zag Van der G. dat liever veranderd in „gedreven.” De moordenaar van Fortuyn vindt zichzelf zeker geen stoker. „Ik kan best strijdlustig zijn, maar ik zoek niet expres spanning op.”