Meer pensioenrisico voor werknemer
Het Nederlandse pensioenstelsel is kwetsbaar door de toegenomen risico’s met pensioenbeleggingen. Deze komen steeds meer voor rekening van werknemers in plaats van werkgevers. In het pensioendebat verdient dit punt meer aandacht.
De aandelenmarkten verkeren al jaren in zwaar weer, met grote gevolgen voor het Nederlandse pensioenstelsel. Na flinke koersstijgingen sinds het dieptepunt in maart 2009 (die de verliezen in de voorgaande twee jaar bij lange na niet goedmaakten), zijn de koersen deze zomer weer sterk teruggevallen. Een hernieuwde daling van de rentetarieven op staatsleningen uit de VS, Duitsland en Nederland duidt op onzekerheid bij beleggers.
Het beleggingsklimaat is er dan ook naar. In Europa heeft men nog altijd geen manier gevonden om de schuldencrisis te bedwingen, terwijl de economische groeivooruitzichten verslechteren. De Amerikaanse economie staat er eveneens zwak voor. Deze week moesten wereldwijd centrale banken dollars in de markt pompen, omdat commerciële banken door onderling wantrouwen steeds moeilijker financiële middelen konden aantrekken op de geldmarkt. Een situatie die doet terugdenken aan de kredietcrisis van 2008.
De Nederlandse pensioenfondsen hebben uiteraard te lijden onder deze ontwikkelingen. De dekkingsgraad van de grootste fondsen daalde in augustus veelal tot onder de 100 procent. Daarnaast speelt de lage rente de fondsen parten. Hierdoor moeten de pensioenfondsen rekenen met een lager rendement in de toekomst, wat betekent dat zij meer geld moeten reserveren voor hun pensioenverplichtingen.
Het om goede redenen zo geroemde kapitaaldekkingsstelsel, waarmee in Nederland het grootste deel van de pensioenen wordt gefinancierd, blijkt een belangrijk nadeel te hebben: de opgebouwde vermogens staan bloot aan risico’s. Vermogensbeheerders zijn slechts tot op zekere hoogte in staat om de complexer wordende marktontwikkelingen te doorgronden en daarop in te spelen. De koersschommelingen op de financiële markten worden steeds groter, onwaarschijnlijke scenario’s lijken vaker uit te komen dan in het verleden.
In reactie op het knappen van de it-zeepbel in het begin van de eeuw werd, naast het verhogen van pensioenpremies, een ontwikkeling in gang gezet waarbij de beleggingsrisico’s verschoven van werkgevers naar werknemers. Pensioenregelingen waarbij werkgevers zich committeerden aan gegarandeerde pensioenuitkeringen werden geheel of gedeeltelijk omgezet in regelingen waarin de premie vaststond. Doordat onzeker is wat belegde premies op termijn zullen opbrengen, ligt in dergelijke regelingen het risico bij de werknemer.
Ook nu worden werkgevers en werknemers geconfronteerd met hogere pensioenpremies. Daarnaast wordt, uniek in de geschiedenis, de pensioenleeftijd verhoogd. Over deze laatste maatregel, waarvoor uiteraard de vergrijzing de belangrijkste reden is, lijkt nu een akkoord in zicht. Een klein wonder, want de verdeeldheid binnen de vakcentrales, de regeringscoalitie en de oppositie over de noodzakelijke veranderingen in het pensioenstelsel is groot. Maar na concessies van het kabinet met betrekking tot eerdere pensionering van mensen met lage inkomens krijgt het akkoord nu voldoende steun in de Tweede Kamer.
Over een ander strijdpunt, de bijdrage van de werkgevers aan pensioenfondsen als deze worden getroffen door tegenvallende beleggingsrendementen, zijn de afspraken vooralsnog minder concreet. Positief is dat het kabinet de fondsen wil verplichten tot het werken met een voorzichtige rekenrente en het aanleggen van forse financiële buffers. Maar als de vakbeweging wil dat werkgevers meedelen in de risico’s van hun pensioenregeling, moeten de sociale partners die risicodeling regelen door op bedrijfs- of bedrijfstakniveau cao-afspraken te maken over de pensioenpremie. Het is de vraag of de vakbonden op dit terrein resultaten kunnen boeken als zich tegelijkertijd andere strijdpunten aandienen, zoals de discussie rond het ontslagrecht en loonafspraken. Hopelijk geven het kabinet en de partijen die het akkoord steunen bij de uitwerking van de nieuwe pensioenwetgeving voldoende aandacht aan de verdeling van de toegenomen beleggingsrisico’s tussen werkgevers en werknemers.
De auteur schrijft op freelancebasis over ontwikkelingen in de economie en op de financiële markten.