Juf Aaltje, de jongste Friese palingvisser
DOKKUM – Aaltje Stellema uit Dokkum is niet alleen de jongste, maar ook de enige vrouwelijke palingvisser in Friesland. „Ik vind paling heerlijk, maar alles wat ik zelf opeet gaat van mijn winst af.”
Als om vijf uur ’s ochtends de wekker gaat, staat Aaltje Stellema niet te trappelen om haar bed te verlaten. Het liefst draait de 26-jarige beroepsvisser zich nog even om. Maar als ze dan een uurtje later in haar vlet over de stille Dokkumer Ee vaart en de natuur om haar heen ontwaakt, geniet ze volop.
„Ik vind het heerlijk, ook als het regent. Dat heeft echt z’n charme”, zegt Stellema terwijl ze op het erf voor haar ouderlijk huis aan de Dokkumer Ee de palingnetten schoonspuit die ze deze ochtend uit het water heeft gehaald. Vandaag scheen de zon en was het heerlijk. „Alleen als het heel erg koud is, vind ik het minder leuk.” Haar voornaam is geen grapje van haar ouders: „In onze familie zijn er meer met deze naam.”
Aaltje is niet alleen de jongste, maar ook nog eens de enige vrouwelijke palingvisser in Friesland. Ze heeft in Nederland nog twee andere vrouwelijke collega’s. Ze ontving drie maanden geleden de Aanmoedigingsprijs voor Jonge Beroepsvissers. De jury prijst haar moed om van een veilige baan in het onderwijs naar de beroepsvisserij over te stappen.
De blonde dame nam anderhalf jaar geleden het bedrijf van haar vader over. „Hij heeft dit werk dertig jaar gedaan”, zegt ze. „Toen hij twee jaar terug 65 jaar werd, stond hij voor de keus: of de vergunning inleveren of zorgen voor opvolging. In het eerste geval wordt het viswater verdeeld over de andere zestien beroepsvissers. Mijn ene broer kon niet en de ander wilde niet. Wij dachten thuis echt dat het was afgelopen.”
Totdat een kennis van de familie zich hardop afvroeg waarom Aaltje de vergunning niet kon overnemen. Zij ging toch altijd mee. „Daar moest thuis eerst wel over worden gediscussieerd. De eerste gedachte was dat het te zwaar werk is voor een vrouw. Het is een echt mannenberoep, ruw en zwaar. Om die reden heb ik er waarschijnlijk nooit bij stilgestaan dat ik een potentiële kandidate was. Ik heb toen gezegd: „Ik probeer het gewoon. Lukt het niet, dan kan ik altijd weer gaan lesgeven op de basisschool.” Dat heb ik de vijf jaren ervoor ook gedaan, als invalkracht op de Hoeksteen in Dokkum.”
De kennis had gelijk. Aaltje was elk vrij moment bij haar vader op de boot te vinden. „Zelfs toen ik in Leeuwarden aan de CHN de pabo volgde. Die school ligt aan de Dokkumer Ee en het kwam geregeld voor dat mijn vader na schooltijd met de boot op mij lag te wachten en we al vissend terug naar huis gingen. Hij is erg trots op mij en springt bij als ik het druk heb. Dan gaan we samen de fuiken langs.”
Van april tot ver in het najaar zit Stellema dagelijks op het water. Ze heeft haar eigen visgebied: de Grote Wielen bij Leeuwarden en alle sloten en vaarten in Dokkum. Bij elkaar is dat 500 hectare. „Dat is niet groot hoor, wat er zijn vissers bij met 2000 hectare.”
Half november is het visseizoen afgelopen. Dan worden alle fuiken uit het water gehaald en begint het boeten, repareren, van de netten.
Hoewel ze vrijwel altijd alleen in haar vlet zit, heeft ze geen eenzaam beroep, vindt Aaltje. „Soms gaat mijn vader mee of mijn broertje, en ik kom altijd wel mensen tegen.”
De paling die ze elke dag in alle vroegte uit haar netten haalt, brengt ze één keer per week naar een handelaar in Urk. Soms is dat 40 pond, soms 100 pond. „Het schommelt heel erg. Uiteraard eten we zelf ook wel eens paling. Ik vind het heerlijk. Maar het is wel mijn handel. Alles wat ik zelf opeet, gaat dus van mijn winst af.”