Canon Nederlands koninklijk huis samengesteld
Een canon van het Nederlandse Koninklijk Huis. Donderdag ziet die het licht, samengesteld door dr. Gerben Graddesz Hellinga. Alle markante telgen van het geslacht Oranje-Nassau en hun partners komen in het boek aan de orde. „Ik ben geschrokken van hun levens. Er zitten goede mensen tussen, maar ook slechteriken. We mogen blij zijn dat we in de achterliggende eeuw zulke goede koninginnen hebben gehad.”
Een canon beschrijft de hoogtepunten uit de geschiedenis van bijvoorbeeld een land, een instituut of een stad. Er zijn al veel canons verschenen. Hellinga werkte aan een aantal mee, zoals de ”Canon van de Geschiedenis van Nederland”.
Deze keer pakte hij het anders aan: geen opsomming van hoogtepunten, maar korte portretten van de belangrijkste en „kleurrijkste” personen uit het huis Oranje-Nassau waarin de historische gebeurtenissen allemaal een plaats kregen.
De geschiedenis van de koninklijke familie was een redelijk nieuw terrein voor Hellinga, ook al heeft hij al een reeks boekentitels op zijn naam staan. „Ik heb het koningshuis altijd een nuttig instituut gevonden, maar ik ga niet op in de sprookjeshuwelijken en romantiek eromheen. Mijn vrouw volgt dat wel via de televisie, maar zo ben ik niet.”
Door de speurtocht naar informatie is Hellinga „zeer geïnteresseerd geraakt” in de geschiedenis van de Oranje-Nassaus. „Het is een machtig interessant geslacht.”
Het is wel een familie met twee kanten, ontdekte de inwoner van Deventer. „Je komt er zeer goede en zeer slechte mensen tegen. Er zitten er tussen die echt geen bijdrage hebben geleverd aan de opbouw van Nederland. Die dachten meer aan hun eigen vermogen. De stadhouders Willem IV en Willem V vind ik bijvoorbeeld slappe figuren. Die waren uit op het in stand houden van hun eigen zeer rijke kliek. Ook stadhouder Willem II had niet langer moeten regeren. Dat was een boef die voor instabiliteit zorgde.”
Op de vraag welke Oranjes er in positieve zin uitspringen, antwoordt de gepensioneerde psychiater direct: „Beatrix. Zij is een zeer bekwaam vorstin. Verder is Willem van Oranje een groot man geweest. Stadhouder-koning Willem III bewonder ik ook. Hij heeft koning Lodewijk XIV goed in de tang genomen en vrede in Europa gebracht. De coalitie tegen de Franse koning is door hem gesmeed. Dat is heel goed werk geweest.” Hellinga noemt verder koningin Emma. „Zij heeft voor het voortbestaan van het Koninklijk Huis gezorgd en veel goed werk gedaan.”
Een zuivere beoordeling van alle Oranjes viel niet mee, zegt Hellinga. „Het is ontzettend lastig om een goed, feitelijk boek te schrijven als veel bronnen nogal hagiografisch, lovend over de betreffende personen zijn of juist Privéachtig, vol roddels. Er zijn bijvoorbeeld boeken verschenen over de drie koningen Willem I, II en III. Die zijn alle drie bejubelend, maar daar valt heel wat op af te dingen. Daarom is het voor mij een zoektocht geweest naar de juiste feiten.” Amateurhistoricus en meelezer Patric Aalders bewaarde Hellinga voor feitelijke uitglijders, zegt de auteur.
Hier en daar heeft Hellinga het beeld dat bestaat over een Oranje wat proberen bij te stellen. „Neem Willem van Oranje: drie grote aanvallen van hem op de Nederlanden zijn mislukt. Dat neemt niet weg dat hij zich zeer heeft ingezet voor de Lage Landen en voor de godsdienstvrijheid. Of neem prins Frederik Hendrik. Die wordt de Stedendwinger genoemd, maar eigenlijk was hij maar een matig veldheer. En stadhouder-koning Willem III was een voortreffelijk man, maar aan het einde van zijn leven was de Republiek wel bijna failliet. Veel van zijn aandacht was op Engeland gericht.”
Koning Willem I is ook een man die twee kanten heeft, aldus Hellinga. „Deze koning-koopman was een zeer bekwaam koning die veel van de grond wist te krijgen: werkgemeenschappen, kanalen, handelsbeurzen enzovoort. Tegelijkertijd heeft hij België verspeeld en was hij soms zeer egoïstisch als het om zijn eigen belangen ging.”
Zo laat Hellinga stadhouders en koningen, avonturiers, vrijheidsstrijders en ware staatslieden de revue passeren. Tot de laatste categorie rekent Hellinga de koninginnen Wilhelmina, Juliana en Beatrix. „We mogen blij zijn dat we achterliggende eeuw zulke goede koninginnen hebben gehad.”
Nederland heeft gekozen voor een monarchie, dan moet je zorgen voor „stabiliteit en continuïteit”, is de overtuiging van Hellinga. De achterliggende honderd jaar heeft Nederland die gelukkig gekend.
Dat is geen garantie voor de toekomst, constateert de auteur. „Je weet nooit hoe de volgende koning is. Niemand zou eraan moeten denken dat we ooit nog een koning zoals Willem III op de troon zouden krijgen. Hij werd niet voor niets koning Gorilla genoemd.”
Het ceremonieel koningschap heeft daarom de sympathie van Hellinga. „Ik geloof niet dat koningin Beatrix haar macht misbruikt heeft. Als zij invloed heeft uitgeoefend, is dat gebeurd vanuit haar grote betrokkenheid en kennis. Daar kan de Duitse bondskanselier Merkel niet tegenop. Die is alleen uit op herverkiezing. De Franse president Sarkozy is vooral bezig met het beschermen van zijn eigen positie. Dat hoeft koningin Beatrix niet te doen.”
De discussie over de positie van de koning moet losgekoppeld worden van het feit dat we nu een goede koningin hebben, benadrukt Hellinga. Wat precies de beste vorm is, weet de Oranjekenner niet. „Ik ben voor een meer ceremonieel koningschap. Daar zeg ik gelijk bij dat ik me baseer op dat wat ik lees en hoor. Ik ben geen staatsrechtgeleerde. De Scandinavische modellen spreken mij wel aan.” In Noorwegen en Zweden heeft de koning geen directe invloed op de kabinetsformatie.
Niet alleen het koningschap staat onder druk, benadrukt Hellinga in zijn boek. Ook de koninklijke familie zelf ligt met enige regelmaat onder vuur: de vakantievilla in Mozambique, belastingconstructies via het buitenland en het huwelijk van Mabel. „In dat opzicht zou koningin Beatrix kritischer naar haar en haar huis moeten kijken. Al realiseer ik me dat zij op sommige kwesties geen greep had. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de kritiek van prinses Margarita tijdens haar huwelijk met Edwin de Roy van Zuydewijn en alles rond haar eigen vader, prins Bernhard.”
Door de voortdurende media-aandacht is het steeds moeilijker om dingen achter de paleismuren verborgen te houden, constateert Hellinga in zijn rijkgeïllustreerde boek. Dat heeft gevolgen. „In een tijd waarin in toenemende mate vraagtekens worden gezet bij het verschijnsel koningshuis in het algemeen, leiden schandalen, schandaaltjes en onhandige beslissingen van de leden van onze koninklijke familie in het bijzonder tot afnemende sympathie bij mensen die op zich nog wel een plaats zien voor een koning.”
Kritisch is Hellinga over de kosten voor het Koninklijk Huis. „Steeds meer mensen vragen zich af waarom we zo veel geld uitgeven voor een familie van wie een aantal leden zich bij herhaling weinig heeft aangetrokken van de gevoeligheden van de gewone Nederlanders en die bovendien buitengewoon rijk is, al valt over de exacte omvang van hun vermogen geen zekerheid te krijgen.”
De koningin zou in deze tijd van economische crisis een gebaar moeten maken. Hellinga verwijst daarbij naar haar grootmoeder. „In een vergelijkbare situatie, tijdens de Eerste Wereldoorlog, kromp koningin Wilhelmina haar hofhouding in als voorbeeld voor het volk. Op het landelijke budget zal het weinig invloed hebben gehad, maar het was een symbolisch gebaar. En is het maken van symbolische gebaren niet een van de voornaamste functies van ons koningshuis? Beatrix en de haren hebben niet zo’n gebaar gemaakt.”
Zijn de eerste hoofdstukken van Hellinga’s canon vooral feitelijk, in de laatste hoofdstukken klinken kritische noten. Toch houdt de auteur sympathie voor het Nederlandse vorstenhuis. „De Oranjes leven in een enorm spanningsveld. Aan de ene kant vinden de mensen dat de koninklijke familie heel gewoon moet doen. Aan de andere kant ook weer niet. Koningin Beatrix zoekt het goede evenwicht tussen de distantie die er naar haar mening moet zijn tussen vorst en volk en het contact dat er tegelijk ook moet zijn gezien de verbindende functie van de monarchie.”
Mede n.a.v. ”Geschiedenis van Oranje. De canon van ons koninklijk huis”, Gerben Graddesz Hellinga; uitg. Walburg Pers, Zwolle, 2011; ISBN 978 90 5730 737 9; 208 blz.; € 29,95.