Op naar de 7 miljard wereldburgers
De wereldbevolking passeert dit jaar de grens van 7 miljard mensen. Over veertien jaar zullen daar volgens wetenschappers nog eens 1 miljard mensen zijn bijgekomen. Kan de wereld zo veel mensen voeden?
De Britse demograaf en predikant Thomas Robert Malthus maakte zich al in de achttiende eeuw zorgen over de wereldwijde bevolkingsgroei. Hij schreef er in 1798 een boek over waarmee hij wereldberoemd werd. „Het vermogen van de mens tot bevolkingsgroei is onbegrensd veel groter dan het vermogen van de aarde om voor de mens een bestaan te produceren”, tekende hij op. De predikant voorzag een ramp op het moment dat de groei van voedsel en andere middelen achter zou blijven bij de bevolkingsgroei: de malthusiaanse catastrofe.
Malthus zou grijze haren hebben gekregen als hij had geweten dat het sindsdien zo hard zou gaan met de wereldbevolking. In 1800 kende de wereld nog geen 1 miljard inwoners, maar inmiddels loopt het zevenvoudige op aarde rond. Het ging met name in de vorige eeuw razendsnel. Tussen 1800 en 1925 kwamen er 1 miljard mensen bij, maar tussen 1925 en 2011 groeide de bevolking met maar liefst 5 miljard wereldburgers. Verwacht wordt dat in 2050 de 9 miljard is bereikt.
De explosieve groei van de bevolking heeft in belangrijke mate te maken met verbeterde gezondheidszorg. De levensverwachting in India steeg van 38 jaar in 1952 tot 64 vandaag, in China ging die van 41 naar 73. Veel meer kinderen halen wereldwijd sinds de Tweede Wereldoorlog hun vijfde levensjaar. Veel meer moeders overleven de bevalling. In feite groeide de bevolking zo drastisch omdat er zo veel mensen worden gered.
De snelle groei baarde generaties demografen en voedseldeskundigen echter grote zorgen. In de periode na de Tweede Wereldoorlog was het ‘pessimistische’ denken van Malthus onder wetenschappers gemeengoed. De bevolkingsgroei moest daadwerkelijk worden tegengegaan. Bekend is het alarmerende rapport van de Club van Rome uit 1972, waarin gewezen werd op de grenzen aan de groei: economisch maar ook demografisch.
In westerse landen is het kindertal al jaren aan het dalen. De helft van de groei in de vorige eeuw vond plaats in slechts zeven landen: Bangladesh, Brazilië, China, India, Indonesië, Nigeria en Pakistan. In de regel geldt dat de gezinnen kleiner worden naarmate de scholing en de kwaliteit van de gezondheidszorg in een land toenemen. In veel Europese landen ligt het geboortecijfer momenteel onder de 2,1 geboorten per vrouw: het aantal dat nodig is om de huidige bevolkingsomvang in stand te houden. Inmiddels zakt het geboortecijfer ook in Aziatische landen.
Met name in Afrika groeit de bevolking echter nog altijd in rap tempo door. De huidige voedselcrisis in de Hoorn van Afrika is dan ook vaak verbonden met de razendsnelle bevolkingsgroei in de regio. Iemand als de Amerikaanse bevolkingsdeskundige Steven Sinding betoogt al jaren dat Afrikaanse regeringen en internationale hulporganisaties een actief bevolkingsbeleid moeten voeren. Volgens Sinding worden bestaande problemen –honger, ziekte, milieuschade– in Afrika nog moeilijker op te lossen als de bevolking in hetzelfde tempo verder groeit.
Het is een feit dat wereldwijd bijna 1 miljard mensen dagelijks te weinig eten hebben, terwijl er elk jaar nog eens 80 miljoen mensen bijkomen. Hoe moet dat goed gaan, vragen wetenschappers als Sinding zich af.
Toch heeft de voortdurende bevolkingsgroei sinds 1800 nog nooit tot een malthusiaanse catastrofe geleid. Technologische ontwikkelingen schiepen mogelijkheden voor de voedselproductie die Malthus nooit had kunnen bevroeden. De Wageningse hoogleraar Cees de Wit berekende in 1966 dat de wereld zelfs 146 miljard mensen kon voeden.
Hoewel er de nodige kritiek op De Wits berekening is gekomen, wijst ook iemand als prof. Rudy Rabbinge, eveneens uit Wageningen, erop dat de voedselproductie in de afgelopen veertig jaar sneller is gegroeid dan de bevolking, en dat terwijl die verdubbelde. Strikt genomen is er voor de totale wereldbevolking volgens hem zelfs een voedseloverschot van 10 procent.
Rabbinge heeft berekend dat de voedselproductie in Nederland rond 1400 op 800 kilo per hectare lag, terwijl die nu richting de 9000 kilo per hectare ligt. De invoering van de industriële landbouw in het Westen en de latere zogenoemde Groene Revolutie in Azië hebben de voedselproductie een enorme stimulans gegeven.
Volgens veel voedselexperts is er wereldwijd voldoende voedsel voor iedereen, maar is er een probleem met de verdeling. Zoals de beroemde econoom Amartya Sen in 1981 kernachtig stelde: Honger komt doordat mensen niet genoeg te eten hebben en niet doordat er te weinig eten is. Wrang gegeven is dat er tegenover de 1 miljard mensen die in de derde wereld honger lijden, 1 miljard mensen in het Westen met obesitas staan.
Frappant is dat 75 procent van de arme en ondervoede mensen op aarde op het platteland woont. Het grootste deel van die groep is voor zijn levensonderhoud nota bene direct of indirect afhankelijk van landbouw. Vijfhonderd miljoen kleine boertjes voeden volgens een recent rapport van ontwikkelingsorganisatie Oxfam Novib zo’n 2 miljard mensen, ofwel ongeveer een derde van de mensheid. Voor de kleine boeren blijft er echter lang niet altijd genoeg over om zelf goed van rond te komen.
De verwachting is dat de wereldbevolking zich steeds meer zal concentreren in de grote steden. Of dat de ontwikkeling van de landbouwsector schaadt? Iemand als Rabbinge ziet kansen te over voor nog verdere ontwikkeling van de landbouw nabij die steden. De hoogleraar introduceerde het begrip ”metropolitane landbouw”, waarmee hij doelt op een intensieve vorm van landbouw rond de wereldsteden. Dieren zouden in een soort boerderijflats gestapeld kunnen worden, zonder dat dit dieronvriendelijk is.
In de voedselwetenschappen is er vanouds een school die pleit voor verdere intensivering en schaalvergroting van de landbouw, terwijl een andere juist meer nadruk legt op de rol van de kleine boeren. Hoogleraar rurale ontwikkeling Jan Douwe van der Ploeg uit Wageningen heeft er in dat verband op gewezen dat 85 procent van het voedsel dat wereldwijd geproduceerd wordt geen enkele grens overschrijdt. Tussen beide posities vallen uiteraard nog veel tussenwegen te bedenken, en dat is het terrein waar veel wetenschappers zich lijken te bevinden.
De technologische ontwikkelingen van de laatste eeuw hebben meer mogelijk gemaakt dan veel pessimisten een halve eeuw geleden konden bevroeden. Bovendien vlakt de bevolkingsgroei af. Is het tijd om de alarmklok nogmaals krachtig te luiden? De in 1994 opgerichte Nederlandse Club van Tien Miljoen, die de populatie van Nederland teruggedrongen wil zien tot 10 miljoen, roept op zijn website iedereen ertoe op om bij de geboorte van de 17 miljoenste Nederlander de vlag halfstok te hangen. Overbevolking is volgens de stichting „een belangrijke oorzaak van de meeste problemen in de wereld.”
Het is duidelijk dat een grotere bevolking meer druk legt op de grondstoffen en de voedselproductie van de aarde, wat grenzen stelt aan de groei. De eerste taak blijft om het voedsel dat er is rechtvaardig te verdelen.