De Tweede Kamer debatteerde donderdag met de ministers van Defensie, Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking over de Nederlandse bijdragen aan de operatie ”Enduring Freedom” en de internationale veiligheidsmacht ISAF. Die is vooral gestationeerd in Kabul en bestaat uit 4800 militairen, onder wie ongeveer 650 Nederlanders. Nederland voert samen met Duitsland tot 10 augustus het commando over de vredesmacht.

De situatie in Afghanistan is de laatste tijd verslechterd. Er zijn niet alleen meer aanslagen op westerse militairen, maar de aanvallen zijn ook steeds zwaarder. Onlangs kwamen vier Duitse militairen om bij een bomaanslag op de bussen waarin ze reden. Kamp zei dat er sindsdien extra veiligheidsmaatregelen zijn genomen. Toch is de veiligheidssituatie in Kabul volgens hem „niet wezenlijk veranderd.” Er zijn nog geen Nederlandse slachtoffers gevallen.

Minister De Hoop Scheffer (Buitenlandse Zaken) zei in dezelfde vergadering dat hij nadenkt over deelname aan de zogeheten Provincial Reconstruction Teams (PRT’s). Dat zijn kleine teams van ongeveer zeventig militairen, die onder commando van de Amerikanen binnen de operatie Enduring Freedom wederopbouwwerk verrichten in Afghaanse regio’s buiten Kabul.

Deze PRT’s zijn uitdrukkelijk niet bedoeld om vrede af te dwingen, maar om relaties op te bouwen met lokale autoriteiten zei De Hoop Scheffer. Kamp liet echter weten grote twijfels te hebben over de uitvoerbaarheid van die teams, de veiligheid en de garanties voor eventuele noodevacuatie.

De maritieme bijdrage aan Enduring Freedom (een fregat en een patrouillevliegtuig) wordt per 1 juli beëindigd. De in Kirgizië gestationeerde F-16’s keren na 1 oktober huiswaarts. Na 10 augustus blijft er wel een klein aantal Nederlanders in Afghanistan: defensie levert 35 mensen aan het hoofdkwartier van ISAF in Kabul.