GZB houdt honderdste zendingsdag
DOORN – Voor de honderdste keer komen zaterdag grote en kleine „zendingsvrienden” in de openlucht bij elkaar voor de landelijke zendingsdag van de GZB. Een bezoeker schreef al in 1974: „Als je er eenmaal geweest bent, is het moeilijk de volgende keer weg te blijven.”
Ouderen, jongeren, kinderen. Voor de honderdste keer komen ze zaterdag bij elkaar om samen de zendingsdag te beleven. Toen in 1907 de eerste zendingsdag georganiseerd werd, weifelden de organisatoren of ze de landelijke bijeenkomst de benaming ”zendingsfeest” konden meegeven, zoals andere zendingsorganisaties deden. Uiteindelijk werd besloten zich niet tot frivoliteiten te laten verleiden en kreeg de landelijke bijeenkomst de stevige titel ”zendingsdag”. En zo is het gebleven, de jaren door.
De eerste dag werd bezocht door zo’n 500 mensen. Daarna steeg het bezoekersaantal via enkele duizenden tot ergens tussen de 15.000 en de 20.000. In een verslag van de zendingsdag van donderdag 4 augustus 1910 staat te lezen: „Groot was de vergaderde menigte. Wij zagen er uit de meest verschillende oorden des lands. De zendingsdag heeft de liefde van ons Gereformeerd volk. Er wordt voor gebeden; er wordt om zegen gevraagd; er wordt reeds maanden tevoren naar uitgezien – en als de eerste psalmtonen klinken, dan voelt hij die van verre toeluistert, iets van machtige bekoring, van aangrijpende bezieling, van zielevreugd, wanneer daar duizenden het uitjubelen: Uw goedheid, Heer’, is hemelhoog; Uw waarheid tot den wolkenboog!”
Het klinkt in 2011 wellicht enigszins archaïsch. Maar ook ruim honderd jaar later is het zingen van de duizenden bezoekers nog steeds iets dat aangrijpt. Duizenden mensenstemmen in de openlucht, ruisend als golven die breken op het strand.
De bezoekersaantallen worden tegenwoordig helaas niet meer met vijf maar met vier cijfers geschreven. Al was vroeger bepaald niet alles beter. Wie kan zich nu nog voorstellen dat op het terrein van de zendingsdag bier of sigaren worden verkocht? Vroeger was het de normaalste zaak van de wereld. Met daarbij –we schrijven 1917– de waarschuwing: „Bedelaars en hen die sterken drank gebruiken en die zich ergerlijk gedragen worden van het terrein verwijderd.”
In 1947 werd het probleem van het gekwebbel aangepakt. Grote doeken met het opschrift ”Eerbied en stilte” moesten de bezoekers duidelijk maken dat je onder de toespraken luistert en stil bent.
Bij de vijftigste zendingsdag, in 1961, schreef directeur H. Eijsenga woorden die bij de honderdste zendingsdag niets aan actualiteit hebben ingeboet. „Het lijkt er wel eens op dat men er op uit is om totaal alles te wijzigen. Gelukkig is onze zendingsdag niet gevallen onder de moker der vernietiging. Er zit iets wezenlijks in dat blijft, namelijk de liefde voor Gods Woord, dat hier bediend wordt en onder de heidenen gepredikt wordt.”