Muziek

Lydia Vroegindeweij doet verslag van Groningse orgelcursus

Lydia Vroegindeweij neemt deel aan de vijfdaagse Organ Summer Course voor organisten in Groningen. Zij brengt verslag uit van de belevenissen tijdens deze studieweek.

Lydia Vroegindeweij
29 July 2011 13:00Gewijzigd op 14 November 2020 15:59
Lydia Vroegindeweij. Foto Lydia Vroegindeweij.
Lydia Vroegindeweij. Foto Lydia Vroegindeweij.

VI Slot – Dankbaar voor zoveel gastvrijheid

De orgelcursus in Groningen zit erop. Moe, maar zeer voldaan en vervuld van heel veel indrukken ben ik teruggekomen. Met het gevoel of ik een maand ben weggeweest. Wat was dit een grandioze week! Zoveel gastvrijheid van de docenten Theo Jellema en Erwin Wiersinga, het Prins Claus Conservatorium en niet te vergeten de vele kerken waar we geweest zijn.

Ik heb ook erg genoten van het jonge talent dat deze week hard heeft gewerkt aan de verdieping van hun orgelspel. Het is voor hun studie zo belangrijk dat zij ervaren wat deze orgels te bieden hebben. Het gevoel hoe je zo’n orgel bespeelt en hoe het klinkt neem je mee naar huis. En die opgeslagen ervaring helpt je enorm in het interpreteren van de muziek. Als je weet in welke tijd een stuk gemaakt is en je kent orgels van diezelfde ‘generatie’ persoonlijk dan is dat een verrijking, die je echt kunt toepassen in je spel. Ook al speel je thuis op een ander orgel, in je hoofd en in je vingers blijft die herinnering oproepbaar. Dat is de schat die iedereen na deze week mee naar huis neemt. Het is daarom zo goed dat de docenten dit mogelijk maken. En natuurlijk was het ook nog eens erg gezellig en inspirerend.

Hoe zal het verder gaan met de orgels? De pronkjuwelen zijn gerestaureerd en kunnen wel weer even mee. Maar tegelijkertijd zien we natuurlijk ook dat er kerken afgestoten moeten worden om financiële redenen bij krimpende kerkelijke gemeenten. Dat vormt een nieuwe bedreiging, nadat ze het verval hebben overleefd. Als niemand meer houdt van de orgels is het bijzondere cultuurgoed toch op enig moment weg. Daarom is het zo belangrijk dat ook jonge organisten verliefd kunnen worden op deze orgels. Zij moeten het behoud ervan in de toekomst waarmaken. We hebben immers niets aan fraai gerestaureerde orgels als er niemand meer op weet te spelen. Orgels moeten bespeeld worden om hun waarde te behouden en daarvoor zijn goede organisten onmisbaar. Ook om die reden is dit een fantastische week geweest. We hebben er allemaal echt van genoten en zijn vast van plan om terug te komen.

En voor mijzelf? Ik ben en blijf lekker de amateur-organist en liefhebber. En zoals ik in mijn eerste blogpost al schreef kan ik met de opgedane kennis mijn andere kwaliteiten prima aan de orgelwereld toevoegen. Laat de professionals spelen dat het een lieve lust heeft, ik regel de pers en publiciteit voor het orgel wel. Deze weblog was daarvan een mooi onderdeel. Binnenkort wordt de website Orgelkids.nl helemaal vernieuwd en komen er natuurlijk ook de mooie beelden uit Groningen op. En wie zelf werk wil maken van de promotie van het orgel voor kinderen kan voor financiële ondersteuning van een project een beroep doen op het Lydia Vroegindeweij Fonds (via het Prins Bernhard Cultuurfonds).

Fijn dat jullie hebben willen lezen over mijn belevenissen en blijf vooral genieten van al het moois dat deze instrumenten te bieden hebben tijdens de eredienst en tijdens concerten.


VI Dag 5 – De nalatenschap van de herenboeren

Je zult maar een rijke boer zijn op het Groninger Hogeland in de 17e eeuw. Je familie heeft al een kasteel van een boerenhof laten neerzetten en je hebt als landeigenaar al veel aanzien. Dan zoek je dus nog iets anders om je mee te onderscheiden. In de 17e en 18e eeuw was er een prachtig statussymbool om de competitie mee aan te gaan: je schenkt een fraai orgel aan de kerk in het dorp. De rijke herenboer uit het naburige dorp wil daar natuurlijk niet voor onderdoen en laat een nog mooier orgel bouwen in zijn kerk.

Leden van deze rijke families voerden het beheer over de kerken. Zij initieerden en financierden herstellingen, vernieuwingen en verfraaiingen van het gebouw en het interieur. Het orgel was een pronkjuweel waarmee men elkaar de loef probeerde af te steken. De beste orgelbouwers uit die tijd kregen opdrachten om de meest fantastische instrumenten te maken.

Een groot geluk voor deze instrumenten is geweest dat er in latere jaren geen geld meer was voor aanpassingen van de orgels. Ze zijn in het slop geraakt en Erwin Wiersinga vertelde dat veel van deze orgels niet goed meer bespeeld konden worden in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. Er was geen geld voor restauratie en niemand vond het belangrijk genoeg om ze te vervangen door iets anders. Dat is hun redding geweest waardoor veel orgels in hun vervallen, maar oorspronkelijke staat zijn behouden. De laatste tientallen jaren is er enorm geïnvesteerd in het restaureren van deze orgels. En nu heeft Groningen zijn circa 100 pronkjuwelen weer in ere hersteld. Nergens ter wereld vind je zo’n schat aan instrumenten en zo dicht bij elkaar.

We bezoeken vandaag op onze laatste dag drie van deze fraaie orgels in Kantens, Middelstum en Leens.

Prachtige middeleeuwse kerken en kerkjes in piepkleine dorpen in een leeg landschap met vergezichten. De streek ken ik al goed. Jaren geleden heb ik het volledige Hogeland al eens uitgebreid verkend op de fiets. Voor mij is deze prachtige streek vooral verbonden met naam van Ede Staal, de liedjeszanger die met heel veel liefde zijn liedjes maakte over het landschap en over de volksaard. Deze Jacques Brel van het hoge noorden zong zijn poëzie in de streektaal, die ik tijdens mijn jeugdjaren in Noord-Nederland heb leren waarderen via Radio Noord. Terwijl we door de regio rijden wordt de muziek van Bach in mijn hoofd tijdelijk toch echt verdreven door Ede Staals liedjes als ”Mien Hogeland” en ”Het het nog nooit zo donker west”.

Kantens is de eerste stop vandaag. Hier staat een orgel ontstaan in de periode 1660/68. Het instrument staat in middentoonstemming en is daarmee zeer geschikt voor de oude muziek. We spelen dus muziek van Sweelinck en andere oude meesters. Een van de deelnemers speelt tot mijn verrassing een stuk waar ik erg van houd: ”Mein junges Leben hat ein End” van Sweelinck. Een lied met een aantal prachtige variaties. Het heeft een zeer speciaal karakter waardoor het echt gespeeld moet worden op een instrument in deze oude stemming om tot zijn recht te komen. Wat klinkt dat hier prachtig! Ik wil hier graag eens terugkomen om dit stuk zelf een keer te spelen.

In Middelstum staat een orgel dat is gebouwd door Petrus van Oeckelen in 1863. Een ferm orgel om de gemeentezang goed mee te kunnen begeleiden. Een van de deelnemers die al goed bekend is met dit orgel geeft een demonstratie van die begeleiding en we zingen samen een vers van Psalm 8. Na al het spelen en luisteren vind ik een keertje zingen ook wel weer eens fijn. Dit orgel leent zich vooral heel goed voor meer romantische muziek. We krijgen een aantal mooie stukken van Mendelsohn gepresenteerd en ook van Vierne. Voor onze lunch bezoeken we de plaatselijke bakker, die deze invasie van hongerige organisten in haar eentje rustig en zonder stress van belegde broodjes voorziet. Een voor een en na elkaar. De kalmte van het Hogeland ten voeten uit.

We eindigen onze orgeltocht in Leens bij een van de mooiste pronkjuwelen, het Hinszorgel in de Petruskerk. Het orgel stamt uit 1733/34 en heeft zoveel moois te bieden. De jonge deelnemers staan te popelen om hier achter te kruipen. Er staat direct een rij voor de speeltafel. Gelukkig nemen we de hele rest van de middag om hier door te brengen. Niet te veel aanwijzingen en lessen meer, vooral spelen. Heel veel spelen. Voelen hoe het orgel tot klinken komt en wat het in huis heeft. En dat is echt prachtig. Om half zeven zetten we er echt een punt achter om voor de laatste keer de maaltijd te gebruiken in het Conservatorium in Groningen. Maar het laatste lied dat klonk was mijn verzoeknummer. Een van de Groningse organisten vertelde eerder dat hij ook graag mocht improviseren. Hem heb ik gevraagd om op dit orgel een vrije bewerking te spelen van een lied van Ede Staal. En zo klonk er als slot nog even ”Het het nog nooit zo donker west” door de kerk in Leens. Hier past dat!

Moe maar zeer voldaan en dankbaar voor deze ervaring keer ik terug naar huis. Dit weekend zal ik het allemaal eens laten bezinken en volgende week deel ik hier graag nog een korte terugblik met jullie, beste lezers.


V Dag 4 – Een rondje Noord-Nederland

Vandaag verlaten we Groningen voor een bezoek aan vier andere interessante orgels. In de ochtend bezoeken we twee kleine plaatsen ten oosten van Groningen: Noordbroek en Zuidbroek. Beide plaatsen hebben prachtige schatten: twee prachtige oude kerken met dito orgels. In Noordbroek is dat een Schnitgerorgel uit 1696, maar later uitgebreid door Hinsz en Freytag. Dat is een bijzondere eigenschap van het instrument orgel: er is bijna altijd heel veel aan gesleuteld door de eeuwen heen. De techniek van het instrument laat het toe dat er naar hartelust kan worden uitgebreid en aangepast. Het is namelijk een blaasinstrument dat in zijn kern muziek produceert door lucht door pijpen te blazen. Wat voor pijpen dat zijn bepaalt de kleur van de klanken per register. Het materiaal is van belang, pijpen worden gemaakt van hout of bepaalde soorten metaal, en ook de vorm van de pijp is bepalend. Maar daarmee zijn we er nog niet. Een orgel bestaat niet alleen uit verschillende registers, maar de orgelbouwer maakt ook nog keuzes over de mogelijkheden om deze registers met elkaar te combineren. En daar begint het echte expressieve deel van de orgelbouw. Elke orgelbouwer heeft natuurlijk zijn eigen handelsmerk, waaraan je het karakter van een orgel uit zijn atelier herkent. Een nieuw orgel heeft de uitgebalanceerde eigenschappen die men in de tijd van de bouw waardeerde. Maar technische en ook culturele ontwikkelingen hebben hun weerslag op de levensloop van een orgel. Een onderhoudsbeurt kan dan zo maar uitlopen op een grote verandering of uitbreiding. Orgels die met name gebruikt werden voor de begeleiding van de gemeentezang moesten mee in de ontwikkelingen die het liturgisch gebruik doormaakte. De culturele ontwikkeling in muziekstijlen was uiteraard ook sterk van invloed. Nieuwe composities moesten wel gespeeld kunnen worden op het orgel. Ook orgelbouwers gingen actief mee in de ontwikkelingen en bedachten telkens nieuwe mogelijkheden, die een kerkenraad over de streep moesten trekken voor een nieuwe opdracht. Orgels gaan dus vaak mee met hun tijd, maar soms leiden al die aanpassingen door de eeuwen heen tot een rommelig instrument. Dan kiest men op een zeker moment voor een restauratie die de eenheid in het instrument terugbrengt. De periode waarnaar men dan teruggrijpt is van grote invloed op het type muziek waarvoor het orgel daarna bij uitstek geschikt is.

Het orgel in Zuidbroek is een prachtig voorbeeld van de enorme ontwikkelingen die een orgel kan meemaken. Er liggen ruim twee eeuwen tussen de eerste bouw in 1795 en 2007. Het levensverhaal is te lang om hier weer te geven, maar is te vinden op internet www.hetorgel.nl/norgel2008-02a.htm.

Met kennis over het instrument en de ontwikkelingen in de muziek kun je vervolgens tot je keuze komen wat er het beste tot zijn recht kan komen op zo’n instrument. Zo leent het orgel in Noordbroek zich meer voor de oude muziek en kan het orgel in Zuidbroek ook heel geschikt zijn voor muziek van later datum. Voor organisten is deze kennis over het leven van het betreffende orgel heel belangrijk voor een verantwoorde repertoirekeuze.

Dat aspect kwam in de lessen van vandaag vooral aan bod. Ik heb daarbij erg genoten van een liefdevolle opmerking van Theo Jellema bij het spel van één van de deelnemers: ”Yes, you can hear that the organ likes the way you play it.” Dat hoor je echt! Het lijkt misschien gek, want een orgel is natuurlijk geen levend wezen. Maar doordat alles afhangt van de lucht door de pijpen ga je bijna denken dat het zelf ademt en leeft. Elk orgel heeft een eigen karakter waarmee de organist ook echt een verbinding aan moet willen gaan om samen tot iets moois te komen.

Dat geldt ook voor de orgels die we daarna bezochten in Leeuwarden. Het zeer indrukwekkende Müllerorgel in de Grote of Jacobijnerkerk is uit 1727. En het kleine orgel in de Waalse kerk uit 1740. Deze beide orgels lenen zich ook heel goed voor het spelen van meer romantische werken. Maar ook hier heeft elk orgel weer een geheel eigen kleur.

Het bezoek aan het Müllerorgel moesten we bijtijds afsluiten. De reden daarvoor krijgt in het licht van de kennis van vandaag wel een bijzondere lading voor mij. Vanavond bereidde men zich voor op de herdenkingsdienst morgen voor de organist Jan Jongepier, die tot 2006 de vaste organist van dit orgel was. Een merkwaardig scherp contrast tussen een orgel dat de eeuwen doorstaat en de organist die helaas niet ouder dan 70 mocht worden. We mogen ons gelukkig prijzen dat veel van zijn kennis voortleeft in fraai gerestaureerde orgels. Zoals het orgel in de kerk in Zuidbroek dat we vandaag bezochten en waarbij hij als adviseur een zeer belangrijke rol speelde.


IV Dag 3 – Wederom Martinikerk

Vanochtend was de start van mijn groep wederom in de Martinikerk achter d’Olle Grieze, zoals Groningers de hoge grijze toren noemen. Nu we ons allemaal de eerste dagen vooral hebben uitgeleefd op alle fantastische eigenschappen van het grote orgel, kunnen we nu ook weer eens wat meer om ons heenkijken. We zijn nog lang niet verzadigd, maar we zijn nu weer een beetje benaderbaar voor andere dingen in de muziekwereld. Natuurlijk blijft het prachtige oude hoofdorgel uit de 15e eeuw met 53 stemmen een ongekende aantrekkingskracht houden, maar we beginnen deze ochtend met een korte kennismaking met het koororgel. Daarmee treden we binnen in een andere ruimte met een heel andere klankkleur. Het bijzondere van de Martinikerk is namelijk ook de keuze van de vloeren en de gevolgen daarvan voor de akoestiek. In het schip van de kerk ligt een houten vloer. Dat geeft een warme akoestiek, vergelijkbaar met die van een dorpskerk. Hoe groot de ruimte ook is, er is geen enorme galm zoals ik die bijvoorbeeld ken van de Domkerk in Utrecht. Het koor van de kerk heeft echter een stenen vloer en dat in combinatie met het veel hogere dak zorgt wel voor een prachtige galm. Het bescheiden koororgel vult deze ruimte gemakkelijk met een intens en warm geluid. Ik heb Psalm 2 van Anthoni van Noordt gespeeld op dit orgel. Twee andere deelnemers speelden Sweelinck en Bach. Het rustig wegsterven van de laatste noten geeft hier zo’n prachtige verstilde sfeer, en die werd bovendien nog versterkt door de zon die door de grote ramen het koor verlichtte. Zoals ik gisteren al schreef, we genieten vooral van de orgelzomer binnen, maar deze start van de ochtend bracht in meerdere opzichten de zon binnen. Daarna weer snel terug naar het grote orgel. Opnieuw klimmen we het stenen trapje in de toren op, met de grote afstand tussen de treden en het dikke touw om je aan vast te houden. En we installeren ons steeds meer geroutineerd snel rond het orgel. Onze groep krijgt deze ochtend les van Theo Jellema, die ons aanspreekt op allerlei belangrijke facetten in de uitvoering van de gekozen stukken, maar ons ook meeneemt in de mogelijke betekenis van de keuzes van de componisten. Met name zijn uitleg over de opbouw van de drie versies van ”Nun komm der Heiden Heiland” van Bach geeft voor mij een prachtige verdieping in deze muziek. Ik vind het overigens mooi om te ervaren welk verschil in beleving er tussen de deelnemers zit. De jongere deelnemers zijn als conservatoriumstudenten weliswaar virtuoos in hun speeltechniek, maar je merkt dat ze veel minder luisterervaring hebben dan de drie wat oudere deelnemers/amateurs. Mijn jarenlange liefhebberij voor de (orgel)muziek maakt dat ik mij al veel meer in de aard van de muziek en de achtergrond van Bach en de achterliggende theologische betekenis heb kunnen verdiepen. Maar ik mis nog de ervaring en de techniek van het spelen. Simpel gezegd: mijn gehoor is verder ontwikkeld dan mijn techniek. Het is voor mij wel een feest om getuige te mogen zijn van de lessen waarin deze jonge organisten gevormd worden in de verdieping van hun knappe spel. Dat is voor mij zeker ook leerzaam. Maar gelukkig kan ik er ook wel erg van genieten als Theo adviezen geeft bij het spel over de interpretatie van een stuk op aspecten, die ik ook al had gehoord en herkend.

Op basis van mijn belevenissen die ik –’s avonds laat, want het zijn lange dagen– deel via deze weblog en via twitter kreeg ik leuke reacties. Zo bezorgde één van mijn twittervolgers mij per e-mail de prachtige tekst van de schrijver Belcampo over een (fictieve) sollicitatie van Bach in Groningen. Een zeer fantasierijk verhaal over Bach die het Schnitgerorgel wilde bespelen, de vergadering van de kerkenraad die daarover moest beslissen, en de gevolgen van zijn proefspel, waarna Bach spoorslags Groningen moest verlaten. Erg grappig en zeer toepasselijk om daar in deze context tijdens het ontbijt samen plezier om te hebben.

Deze middag waren we vrij in het programma, omdat onze docenten zich beiden moesten voorbereiden op een concert vanavond. We hebben deze tijd nuttig gevuld met een bezoek aan muziekhandel Boeijinga in Veenhuizen. „Hier kun je met gemak een maandsalaris achter laten”, merkte een organist laconiek op. Naast een enorme collectie orgelmuziek bood de medewerker ons als speciale attractie de mogelijkheid om een poosje te spelen op het orgel in de Koepelkerk. Ik heb er met veel plezier gebruik van gemaakt en hier onder andere het voorspel van Psalm 23 van Bert Matter gespeeld. En dan komt er een jonge vrouw op skates de kerk binnen die toevallig net na jaren eens een kijkje bij deze kerk wilde nemen, omdat ze hier ooit gedoopt is. Tot haar grote verrassing is de kerk open en klinkt er muziek. Ze doet haar skates uit en komt op sokken in de kerk zitten luisteren. Zo uitnodigend kan de kerk zijn als het orgel bespeeld wordt. Ik vind dat een ontroerend mooi moment van deze dag.


III Dag 2 – Instrumenten leren kennen

Buiten is het… 26 graden. Binnen zitten… de organisten. Als je voor één week in Groningen bent om de orgels te leren kennen, laat je je niet afleiden door het mooie weer buiten. Orgels wonen binnen, dat is een gegeven. Maar de mooiste wonen gelukkig wel in hele mooie huizen. Vandaag wisselden we regelmatig van kerk. De Martinikerk uiteraard, want dat is natuurlijk wel het middelpunt van het programma. Het prachtige Schnitgerorgel bevat zoveel snoepgoed, zoals een van de deelnemers het treffend uitdrukte. Maar vandaag stond ook de Nieuwe Kerk en de Lutherse kerk op het menu. Allemaal met andere orgels, met andere karakters en een ander temperament als het bespeeld wordt. En ook de kerkzalen hebben allemaal hun unieke akoestische eigenschappen. Lastig is bovendien nog dat je boven in het orgel dichtbij de pijpen niet hetzelfde hoort als de luisteraar beneden in de kerk.

Vandaag heb ik erg genoten van de verdieping van de kennismaking met de instrumenten. Luisteren, aftasten, uitproberen wat het orgel als instrument te bieden heeft is op zich al boeiend, ook bij kleine orgels. Maar het is onmisbaar bij deze bijzondere wonderen van techniek. Als je niet genoeg luistert naar wat het orgel doet met je spel kun je behoorlijk last krijgen van de eigenzinnigheid van het instrument. Vooral deze grote orgels vormen een prachtig samenspel van allerlei technieken die de bouwers hebben toegepast. Jij mag dat via de toetsen en pedalen bedienen, maar je hebt absoluut rekening te houden met hoe jouw wensen daar binnenin technisch verwerkt kunnen worden om het orgel te laten spreken.

Laat ik een klein voorbeeld geven om het voor niet-ingewijden een beetje begrijpelijk te maken. Stel je wilt twee noten kort na elkaar spelen, de eerste heel kort, de tweede wat langer. En stel dat je enkele registers hebt gecombineerd. Een wat hoger register met 4-voets en 8-voets fluiten en een wat lager 16-voets-register. Als je de korte noot te kort indrukt, zul je de 16-voets klank niet eens horen. Die heeft namelijk net iets meer tijd nodig om tot klinken te komen. Wil je dat wel, dan zul je heel precies moeten kiezen hoe en hoelang je de eerste toets indrukt. Maar misschien wil je dat juist niet en wil je in jouw interpretatie van een stuk bewust gebruik maken van deze lichtvoetigheid. Het luistert dus ongelooflijk nauw. En is ook nog eens verschillend per orgel, want geen instrument is gelijk gebouwd.

De kracht van fraai orgelspel ligt dus zeker niet alleen in de techniek van je eigen spel, maar ook heel sterk in het samenspel tussen de organist en de kwaliteiten van het instrument. Het is een continue proces van interactie. Docent Erwin Wiersinga drukte het heel treffend uit: „Als je niet genoeg luistert naar het orgel speel je niet met het orgel, maar tegen het orgel.” Om in dat spel echt goede maatjes te worden met het instrument is een week natuurlijk veel te kort.

Vanavond waren andere deelnemers aan de beurt voor hun persoonlijke halfuurtje in de Martinikerk. Ik ben met twee van hen meegegaan om hun feestje te fotograferen en filmen als aandenken. En toen kwam er een vraag van de beheerder van de kerk: er was een voorbereiding nodig met de geluidsapparatuur in de kerk, dus of wij een uur stil wilden zijn. Het zorgvuldig geplande schema voor de tijd per deelnemer moest nog worden gewijzigd. Wij hadden daardoor wel een uur extra de tijd bij het orgel, maar mochten er geen geluid mee maken. Die tijd heb we toch nuttig gebruikt. Het kan namelijk volstrekt geen kwaad om een stuk eens te spelen op de toetsen, zonder dat je registers hebt open gezet. Weliswaar geven de toetsen wat minder tegendruk dan wanneer er wind door de pijpen moet. Maar je kunt de bewegingen ook prima oefenen en toch weer een wat beter gevoel voor de toetsen krijgen. We laten natuurlijk geen moment onbenut om te leren.

Het samenspel tussen orgel en organist is dus de kern van de zaak. Helaas is er een randvoorwaarde die ons vandaag parten speelde: het samenspel tussen organist en koster moet ook goed zijn. Zoals gezegd: orgels wonen in kerken. Organisten zijn daardoor zeer afhankelijk van de medewerking van anderen om bij hun instrument te kunnen komen. Vaak zijn de afspraken wel te maken, maar loopt het door kleine onvolkomenheden in de communicatie toch net mis. Dan moet er helaas nogal eens geïmproviseerd worden om de geplande activiteiten doorgang te kunnen laten vinden. We kwamen het vandaag een keer tegen, maar veel deelnemers aan de cursus zijn bekend met deze problematiek in hun omgeving. Daarom gebruik ik graag tot slot van vandaag deze blog voor een vriendelijke oproep aan alle kosters en beheerders van kerken in Nederland: helpt u de organisten om uw instrument te kunnen bespelen met het nakomen van afspraken. Dan kan het improviseren op het orgel zelf plaatsvinden in plaats van in het bemachtigen van een sleutel.


II Dag 1 - Eerste kennismaking met een groot orgel

Vandaag was de eerste cursusdag. En wat heb ik genoten. Spelen op twee fantastische orgels: het grote orgel in de Martinikerk in Groningen en het kleinere, maar ook prachtige Arp Schnitgerorgel in de Groningse Pelstergasthuiskerk. Uiteraard is de speeltijd veel te kort, maar voor mij is het echt heel bijzonder. Ik heb nog nooit op zulke orgels mogen spelen. En dan nu maar meteen in zo’n uitdagende en stimulerende omgeving.

De ochtend begon in de Martinikerk. Een gezelschap met 16 deelnemers uit veel verschillende landen. Uit Nederland uiteraard, maar ook orgelstudenten uit België, Duitsland, Rusland, Litouwen, Korea, Denemarken, Zweden.

Theo Jellema gaf eerst een miniconcert voor de 16 deelnemers. Vooral bedoeld om ons de geweldige rijkdom aan klanken van het orgel te laten proeven. Wat een fantastisch instrument! Zoveel prachtige klankkleuren. Hier moet je werkelijk van alles uit de orgelliteratuur op kunnen spelen. Maar uiteraard willen we vooral verkennen wat de barokmuziek voor kansen krijgt op dit oude orgel. En daarmee is het vanaf deze eerste dag al duidelijk dat we vooral tijd te kort zullen komen.

De ochtend vulde zich met masterclasses rondom de verschillende stukken die de deelnemers hadden meegebracht. Veel Bach uiteraard. Dat kan ook eigenlijk niet anders. Dit orgel is ervoor gemaakt. De beide docenten, Theo Jellema en Erwin Wiersinga, wisselden elkaar af in het geven van de aanwijzingen, tips en adviezen. Een bijzondere sfeer. Heel plezierig en stimulerend. Soms samen zoekend naar de juiste woorden in het Engels, de meest praktische voertaal in dit internationale gezelschap. De docenten delen hun kennis met ons over werkelijk alle gebieden van het orgelspel. Het gaat over techniek, over interpretatie, over registratie en natuurlijk alles wat er maar te vertellen valt over de orgels, de componisten en de muziek. En dat met veel liefde voor het vak en een prettige dosis humor.

In de middag, na de lunch, splitste de groep in tweeën en ging elke groep met een eigen docent naar een andere kerk, de Martinikerk en de Pelstergasthuiskerk. De docenten bleven in de kerk, de groepen studenten wisselden halverwege de middag van ‘leslokaal’. Wederom heel veel mooie stukken om samen studie van te maken.

Voor mij was het een zeer speciaal avontuur. Ik heb nooit eerder op zo’n groot orgel gespeeld. Het was onwennig, en ik durfde eigenlijk nog niet zo goed. Iedereen in mijn omgeving vindt zo’n orgel groot en imponerend. Nou, reken maar dat het dat ook is! En ik liet me dan ook behoorlijk imponeren. Het orgel maakte mij in eerste instantie knap onzeker. Vooral omdat ik overal om mij heen muziek hoorde die ik wel zelf voortbracht, maar die niet van mijn spel afkomstig leek. Ik liet me afleiden door dat nog niet vertrouwde geluid en had er nog helemaal geen grip op. De eerste keer dat ik een stukje Bach speelde leek het dus ook nog helemaal nergens op. Bizar, want ik kan dat stuk toch echt spelen op mijn eigen orgel en het kleine orgel in de kerk. Maar bij een tweede en een derde keer ging het steeds wat beter. Ik moet echt de tijd krijgen om het instrument te leren kennen. Om aan te voelen hoeveel kracht de toetsen nodig hebben om via het orgel dat te kunnen laten klinken wat ik in mijn hoofd heb aan interpretatie. Er is stevig spel voor nodig om de pijpen goed aan te spreken, maar tegelijkertijd moet dat ook heel fijngevoelig zijn om de goede nuances in het spel te leggen. Zelfs zo’n machtig apparaat als een orgel vergt enorme precisie. Het luistert zo nauw hoe je een toets of pedaal indrukt en weer loslaat. Voor doorgewinterde organisten is dit natuurlijk allemaal oud nieuws, maar ik hoop dat zij zich naar aanleiding van dit verhaal ook nog iets herinneren van die allereerste keer spelen op een groot orgel. Voor mij was het in elk geval een dierbare ervaring. En dit smaakt echt naar meer.

Vanavond kwam de verrassing, onze groep kreeg de sleutel van de Martinikerk en we konden allemaal na elkaar een half uur oefenen op het orgel. Een fantastische ervaring: een half uur de hele kerk en het orgel voor mij alleen! Veel te kort natuurlijk, maar zo bijzonder. En dit was gelukkig nog maar de eerste dag. Morgen gaan we verder in de Nieuwe Kerk, de Lutherse kerk en wederom de Martinikerk.


I. Vakantievoorbereidingen

Ik kan me niet herinneren dat ik mij ooit langer en intensiever op een vakantie heb voorbereid dan nu. Maar zoals dat hoort bij een vakantie is de voorpret er niet minder om. Volgende week ga ik deelnemen aan de internationale orgelzomercursus in Groningen. Vijf dagen lang met een internationaal gezelschap organisten studeren en genieten van de Noord-Nederlandse orgelpracht. Onder begeleiding van de docenten Theo Jellema en Erwin Wiersinga.

Het lijkt me geweldig. Bovendien is er tegelijkertijd het Peter de Grote Festival in Groningen en zal de stad in de ban van muziek zijn. Voor mij is dat vakantie, want ik ben geen professioneel organist. Wel een hardstuderende amateur en bovenal liefhebber. Ik ben weliswaar net begonnen aan de opleiding Kerkmusicus III, maar ook daar voel ik mij een relatieve nieuwkomer. Ik heb als theoloog wel heel veel met de kerkmuziek, maar ik speel (nog) niet in kerkdiensten. Wel speelde ik de afgelopen acht jaar intensief allerlei orgelliteratuur en leerde ik heel veel van mijn docent Wout van Andel.

In 2001 begon ik naast mijn werk als uitgever/ondernemer aan mijn deeltijd theologiestudie aan de Universiteit Utrecht. Geboeid door het leven en werk van Luther maakte ik in 2003 een reis rondom Luther en Bach onder leiding van organist Joost Langeveld. Die reis eindigde met het Bachfestival in Leipzig. Na de Hohe Messe met Philip Herreweghe was ik verkocht. Ik ging mee voor Luther, maar kwam thuis met Bach. En die combinatie is op een plezierige manier uit de hand gelopen. Sinds dat jaar heb ik orgelles, omdat ik zelf deze geweldige muziek wil kunnen doorleven. Bach spelen is voor mij zoveel meer dan alleen maar muziek maken. Ik heb veel gelezen over en uiteraard ook van Luther, maar ook over het leven van Bach. Deze mannen hebben een basis gelegd onder mijn geloofsleven en ze dagen mij daarin nog steeds uit. Mijn studie theologie heb ik in 2006 afgerond met de master Theologie & Organisatie en nu is de kerkmuziek aan de beurt. Ik ben geen predikant geworden en ik word misschien ook geen kerkorganist, maar ik ga graag diep in op mijn hobby’s. Bovendien kan ik door deze opleidingen en met mijn vak wel op mijn manier een bijdrage aan deze vakgebieden leveren.

Mijn ontdekkingstocht door de muziek wordt vooral gevoed door mijn docent, door het bezoeken van orgelconcerten en door het luisteren naar de webzender Musica Religiosa. Ik laat me graag raken door de muziek en als ik iets moois hoor wil ik dat leren spelen. De moeilijkheidsgraad maakt niet uit, ik bijt me er in vast tot het lukt. Het eerste stuk dat ik acht jaar geleden ging studeren was ”Nun komm der Heiden Heiland” van Bach, uit het Orgelbüchlein. Niet bepaald eenvoudig, maar zo mooi. Dat stuk neem ik ook mee naar Groningen, maar inmiddels ook in de versie uit de Leipziger Choräle.

Mijn liefde gaat vooral uit naar de oude muziek. Bach uiteraard, maar ook Sweelinck, Buxtehude, Van Noordt en Weckmann. Daarnaast ben ik een groot liefhebber van de muziek van Bert Matter en Toon Hagen. Van die laatste bezocht ik afgelopen dinsdag nog een adembenemend concert van de Clavierübung III (Grote Orgelmis) in Zwolle. Daar krijg ik heel veel inspiratie en motivatie van.

Inspiratie kun je doorgeven. Zelf heb ik het geluk gehad dat ik als kind al orgel leerde spelen. Na de eerste kennismaking via het harmonium van opa, kreeg ik als kind orgelles op de muziekschool. Daarna bleven orgel en keyboard mijn favoriete instrumenten, maar niet in de kerkelijke setting. Die liefde kwam zoals gezegd pas later. Ik gun alle kinderen de kennismaking met muziek en met het fantastische orgel. En ik gun de kerk jonge enthousiaste organisten. Dat moet altijd ergens beginnen met een uitdagende kennismaking. Om dit mogelijk te maken heb ik in 2009 een fonds opgericht voor het financieel ondersteunen van projecten hiervoor. Organisten of orgelstichtingen die een project voor de jeugd willen organiseren, kunnen aankloppen bij het Lydia Vroegindeweij Fonds (via het Prins Bernhard Cultuurfonds) voor middelen. Bovendien heb ik een website gemaakt om mensen op ideeën te brengen voor die projecten. Die site heet www.orgelkids.nl.

Volgende week vertel ik graag verder over de belevenissen in Groningen en ommelanden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer