Kabinet steunt harde aanpak terrorisme
Het kabinet heeft minister Donner (Justitie) gemachtigd zijn plannen om terrorisme harder aan te pakken volgende week af te ronden. Dat zei vice-premier Zalm vrijdag na afloop van de ministerraad.
Donner wil het mogelijk maken extremistische organisaties te verbieden. Daaronder verstaat het kabinet groeperingen „met kwalijke bedoelingen jegens derden”, aldus vice-premier Zalm. Hij vermoedt dat de Arabisch-Europese Liga (AEL) niet tot verboden organisatie wordt verklaard.
Bovendien wil Donner het ronselen van strijders voor de jihad, de strijd tegen vijanden van de islam, strafbaar stellen. Aanleiding voor het ronselverbod is de vrijspraak enkele weken geleden van tien moslims die werden verdacht van het ondersteunen van de jihad. Een meerderheid van CDA, VVD, PvdA en LPF in de Tweede Kamer liet na die uitspraak begin deze maand al weten voor een dergelijk verbod te zijn.
De Kamer pleitte er toen ook voor de regels voor het gebruik van informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) door de rechtbank soepeler te maken. Daar voelt Donner nog niets voor. Zoals hij eerder al aankondigde, wil hij eerst het hoger beroep afwachten. Als dat uitwijst dat AIVD-informatie toch mag worden gebruikt, is een wetswijziging niet nodig.
Het probleem bij de rechtszaken tegen vermeende terroristen die tot dusver in Nederland hebben gediend, was dat de rechtbank telkens besloot dat informatie van de AIVD niet als bewijs mag worden gebruikt. Volgens vice-premier Zalm moet er „linksom of rechtsom iets geregeld worden” voor deze kwestie. Als het hof toch besluit dat AIVD-informatie niet kan worden gebruikt in de rechtszaal, dan moet dat via de wet worden geregeld.
Omdat het soms geheim is hoe de AIVD aan zijn inlichtingen komt, moet er een oplossing komen om AIVD-informatie te kunnen controleren, zei Zalm. Justitie moet „een balans zoeken” tussen de rechtsbescherming van de verdachte en het belang van terrorismebestrijding, aldus de vice-premier. „Maar het kan niet zo zijn dat op grond van de rechten van de verdachte een terrorismeproces onmogelijk wordt gemaakt.”