Bij pensioenfondsen geeft de dekkingsgraad aan in welke mate een fonds kan voldoen aan de toekomstige verplichtingen. De dekkingsgraad bij het ambtenarenpensioenfonds ABP bedroeg aan het einde van het tweede kwartaal 112 procent. Dat was net zo hoog als in de driemaandelijkse periode daarvoor.

ABP, met 2,8 miljoen deelnemers het grootste pensioenfonds van Nederland, zag het belegd vermogen groeien met 3 miljard euro tot 242 miljard euro. „In een toenemend onrustige financiële markt heeft ABP slechts een klein positief rendement op de beleggingen kunnen boeken en is de dekkingsgraad stabiel gebleven in het tweede kwartaal”, aldus vicevoorzitter Joop van Lunteren in een toelichting.

ABP merkte op dat de dekkingsgraad in het tweede kwartaal flink op en neer schommelde. Dit kwam vooral door veranderingen in de rentestand. Bij een dalende rente zakt de dekkingsgraad, terwijl deze omhoog gaat bij een stijgende rente.

Als gevolg van een lage rente in combinatie met een financiële crisis zijn veel pensioenfondsen in de problemen gekomen. Ruim driehonderd pensioenfondsen dienden eerder zogenoemde herstelplannen in bij de toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB).

Bij het pensioenfonds Zorg en Welzijn, voor personeel in de zorgsector, daalde de dekkingsgraad licht van 111 procent naar 110 procent. Het fonds haalde een beleggingsrendement van 0,4 procent „ondanks onrust en aanhoudende onzekerheid op de financiële markten”, aldus Peter Borgdorff, directeur van Zorg en Welzijn.

De dekkingsgraad van Zorg en Welzijn ligt boven de minimumgrens van 105 procent die is gesteld door DNB, maar is lager dan de 125 procent waarnaar Zorg en Welzijn streeft op langere termijn.

Het Pensioenfonds PMT (Metaal en Techniek) zag de dekkingsgraad met 1 procentpunt stijgen naar 102 procent. Bij PME, het Pensioenfonds van de Metalektro, daalde de dekkingsgraad van 99 procent naar 98 procent. Het totale vermogen van PME bedroeg aan het einde van het tweede kwartaal 23,3 miljard euro.