Dr. Buitelaar: Bijbelse prediking brengt zondaren in de klem
RIDDERKERK – Er wordt in de gereformeerde gezindte onvoldoende aandacht besteed aan de overdracht van het Evangelie. Dat stelt dr. P. Buitelaar in zijn jongste pennenvrucht. In het boek gaat de hersteld hervormde emeritus hoogleraar homiletiek (predikkunde) in op een aantal aspecten dat het wezen van de preek en prediking raakt.
Slechte preken, ze zijn geen zeldzaamheid, weet dr. P. Buitelaar. De inwoner van Ridderkerk –hij heeft preekbevoegdheid in de Hersteld Hervormde Kerk– somt op: onverstaanbare taal, te breedsprakig, te veel herhalen, te moeilijk en te weinig praktikaal. Daarbij komen nog eens theologische „oneffenheden.”
De wetenschapper klom in de pen en schreef een boek over het onderwerp: de overdracht en de ontvangst van het Woord in de christelijke gemeente. De publicatie, ”De gang van het Woord naar de gemeente”, is vooral gericht op gemeenteleden en verschijnt als derde deel in de serie homiletica, een reeks boeken over predikkunde die dr. Buitelaar in eigen beheer uitgeeft.
De auteur benoemt in zijn boek een aantal elementen die volgens hem in een reformatorische preek niet mogen ontbreken. Allereerst benadrukt hij dat de voorganger prediker van het Woord is. Dat betekent dat een predikant de Schrift voluit aan het woord laat.
In het licht hiervan adviseert dr. Buitelaar voorzichtig om te gaan met de dogmatiek. „Het komt voor dat de dogmatiek als een soort raster op de Bijbeltekst wordt gelegd en we vervolgens in de tekst inlezen wat er niet staat. Dan krijgen we een verdogmatiseerde prediking. Dat is geen bediening van het Woord.”
Wat het wezen van de prediking betreft, stelt dr. Buitelaar dat die trinitarisch moet zijn. „Omdat Gods Woord doortrokken is van de drie-enige God moet ook onze prediking trinitarisch zijn”, motiveert hij. „We bedoelen uiteraard niet dat je in elke tekst Vader, Zoon en Heilige Geest moet inlezen. Wel dienen we na te gaan of en hoe de tekst in zijn verbanden over deze Goddelijke Personen spreekt.”
Andere zaken die in een preek niet mogen ontbreken zijn volgens dr. Buitelaar het ontdekkende element, het bevindelijke element en het onderwijzende element.
Onder het ontdekkende element –„dat is vooral, maar niet alleen, zondeontdekkende prediking”– schaart de homileet ook het aanwijzen van „vergroeiingen” in het geestelijke leven.
Dergelijke vergroeiingen, elders noemt dr. Buitelaar het ”gemeentetheologie”, komen volgens hem vaak voor. „Ze ontstaan wanneer we niet dicht bij Gods Woord leven.” Hij noemt in zijn boek onder meer „het gevaar” om door de werken der wet behouden te willen worden en „de suggestie” dat er al enige heilszekerheid kan zijn voor de geloofsvereniging met Christus.
Aan de prediker de taak dergelijke afwijkingen te corrigeren, stelt hij. Niet op een onbewogen en hardvochtige manier. „Dat werkt slechts de weerstand in de hand.” De meest geëigende manier is afwijkingen „op een Bijbels-pastorale wijze” in de prediking aan te wijzen en te weerleggen. „Het moet helder worden dat vergroeiingen ons verwijderen van de God van het Woord en de Christus der Schriften.”
In de paragraaf over bevindelijke prediking neemt u expliciet afstand van het woord bevinding. Waarom?
„Door afstand te nemen van het woord bevinding, ontken ik geenszins het belang van wat men bevinding noemt. Rechte prediking komt op uit het Woord en is daarom vanzelfsprekend prediking met een bevindelijk element. Waar ik me tegen afzet is de gedachte dat geloof en bevinding twee aparte zaken zijn. Door in plaats van het woord bevinding het woord geloofsbevinding te gebruiken, wil ik duidelijk maken dat het niet gaat om geloof plus bevinding, maar om geloof dat bevindelijk van aard is.”
U illustreert uw gedachten met voorbeelden waarover in de gereformeerde gezindte nogal eens wat te doen is?
„Ik laat me graag aanspreken op het Woord. Ik signaleer in onze gezindte ontwikkelingen die de toets van het Woord niet kunnen doorstaan. Mag ik daar de vinger niet bij leggen? Het is overigens geenszins mijn bedoeling geweest om het boekje een polemisch karakter te geven.”
In uw boek geeft u een aantal kenmerken van een goede preek. Is het wel mogelijk dat preken voldoen aan uw hoogstaande idealen?
„Preken zijn mensenwerk en zijn daarom per definitie onvolmaakt. Toch zijn er predikers geweest die goed begrepen waar het om ging. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de inmiddels overleden predikanten ds. J. van Sliedregt, ds. G. Boer en ds. J. H. Cirkel. Maar ook aan iemand zoals ds. H. Goedhart. Goedharts prediking was scherp en onderwijzend tegelijk. Separerende, bewogen prediking die de luisteraar geen grond bood buiten Christus.”
Mede n.a.v. ”De gang van het Woord naar de gemeente. Overdracht, ontvangst en doorgeven van Gods Woord”; 76 blz.; € 10.