Christologie rond krater in Potchefstroom
POTCHEFSTROOM – Tijdens het IRTI-congres in Potchefstroom komt de christologie hoogwaardig aan de orde in lezingen en discussies. Maar in ontmoetingen en gesprekken krijgt het thema handen en voeten in de geloofspraktijk.
Niet alleen dan, maar ook tijdens wandelingen langs de 100 kilometer lange krater bij Potchefstroom, waar ooit de goldrush, de jacht op goud, plaatsvond, of tijdens een ”braai” (barbecue) hebben goede gesprekken plaats. Bijvoorbeeld als een kleurlinge vertelt hoe iemand die haar ooit om haar huidskleur discrimineerde, later uit geloofsovertuiging naar haar toekwam om haar letterlijk de voeten te wassen.
Het thema krijgt ook een voluit geestelijke dimensie tijdens de morgenwijdingen en de avondsluitingen. Bijvoorbeeld op de dag waarop een docente van de Theologiese School, waar de conferentiegangers te gast zijn, wordt begraven. Ze was 54 jaar en promoveerde kort voor haar ziekte. Prof. dr. Koos Vorster mediteerde over Psalm 113.
Tijdens de slotdagen van de conferentie voltrok zich een levendige discussie tussen de VU-hoogleraar M. E. Brinkman, directeur van IRTI, en prof. F. G. Immink, rector van de PThU. Brinkman stelde in zijn lezing dat de christologie (leer aangaande Christus) aan de antropologie (leer aangaande de mens) haar specifieke karakter geeft en niet omgekeerd.
De echte betekenis van lijden, offer, vervanging, vergeving, rechtvaardigheid, genade, hoop en liefde kan alleen worden verklaard met behulp van de geschiedenis van Jezus van Nazareth als de belichaming van Gods nederdaling tot ons. Zijn kruis doet de ogen opengaan voor onze menselijkheid.
In gesprek met andere wetenschappen of met niet-christenen in de cultuur, die naar de zin van het leven slechts tasten, kan met dit uitgangspunt de zin van het leven worden aangegeven. Immink noemde dit een „mission impossible.”
Hij kan zich wel voorstellen dat iets over de mensleer in het algemeen kan worden gezegd vanuit de scheppingsleer (de mens als beeld Gods), of vanuit de leer aangaande de Heilige Geest, omdat de Geest de mens in dienst neemt. „Maar hoe kun je een dialoog met de ander aangaan vanuit de christologie? Zeker, Christus daalt neer in de concrete menselijke werkelijkheid, zelfs of juist in de verlorenheid en Godverlatenheid. Maar vanuit het waarlijk God-zijn en het onlosmakelijk daarmee samenhangende waarlijk mens-zijn van Jezus kunnen geen gevolgtrekkingen worden gemaakt voor het mens-zijn als zodanig. Daarvoor is Christus te uniek. Vernieuwing van mens en wereld is een werkzaamheid van de Geest, weliswaar gebaseerd in Christus, maar wel als „unieke en historische persoon”, die kwam in „het zondige vlees.”
Prof. dr. Callie Coetzee (Potchefstroom) hield een lezing over de leer aangaande de toekomst in christologisch perspectief. Een keur van gereformeerde theologen passeerde de revue, onder wie Van de Beek en Van Ruler.
De slotzin luidde: „Er is slechts één theologie die de eeuwen zal verduren tot de dag van de wederkomst. Dat is een theologie die onvoorwaardelijk, lofzeggend eer bewijst aan de komende Koning. Gereformeerde theologie brengt de Bruidegom in al Zijn glorie en majesteit bij de bruid.”
De conferentie werd passend afgesloten met een kerkdienst, waarin prof. J. H. (Amie) van Wyk voorging, met een al even passende tekst: „Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden.” (Rom. 10:9).
Dit is het laatste verslag van het congres van de International Reformed Theological Institute (IRTI), dat vorige week plaatshad in Potchefstroom (Zuid-Afrika).